Flamenco canon begrippen
 Home
Home > Flamenco > Canon > Begrippen
 

Flamenco-canon begrippen

De 50 "belangrijkste zaken" die iedere flamencoliefhebber "moet" weten, op alfabet.
Ik heb ervoor gekozen om de begrippen op één pagina bijeen te zetten,
hierdoor is deze wel erg lang geworden, maar ja, dat is het gevolg van mijn keuze.
Een nadeel is dat de pagina een beetje langzaam laadt, dus heb even geduld...

Begrippen:
17. Compás 34. Mantón
  1. Abandolao 18. Contratiempo 35. Marcaje
  2. Abanico 19. Copla / Letra 36. Misa Flamenca
  3. Afillá 20. Cuadro Flamenco 37. Palante / Patrás
  4. Aficionao 21. Duende / Angel 38. Palmas
  5. Andalucía 22. Escobilla / Silencio 39. Palo (seco)
  6. Baile / Bailaor(a) 23. Falseta 40. Peña Flamenca
  7. Bastón 24. Flamenco 41. Quejío
  8. Bata de cola 25. Gitanos 42. Rasgueado/Alzapúa/Tremelo/etc
  9. Cafe Cantantes 26. Guitarra 43. Redoble
10. Cajón 27. Jaleo 44. Remate-Cierre-Macho-etc.
11. Caló 28. Jerez de la Frontera 45. Salida / Entrada
12. Cante / Cantaor(a) 29. Jondo 46. Soleá
13. Cantes de ida y vuelta 30. Juerga 47. Soniquete
14. Cantes de Levante 31. Llave de oro del cante 48. Tablao
15. Castañuelas / Palillos 32. Llamada / Desplante 49. Tacón / Golpe / Planta / Punta, etc.
16. Cejilla / Capo 33. Lunares 50. Tocar / Tocaor(a)


1. Abandolao:

Bandola is synoniem voor "gitaar". Abandoalo is een wijze van ritme aanbrengen m.b.v. gitaarspel in het laatste deel van een palo (vaak een malagueñas, die per definitie ritmevrij gezongen wordt tot bijna aan het einde). Er komt dan opeens "schwung" in het nummer. Het te spelen ritme door de gitaar is langzaam en zeer herkenbaar: eens gehoord, vergeet je het nooit meer...

In onderstaande video kun je horen wat ik bedoel vanaf 4:30 min.

 

Begrippenoverzicht


2. Abanico:

Een abanico (waaier) is een modeartikel dat simpel in gebruik is; door met een opengeklapte waaier vanuit de polsbeweging heen-en-weer te bewegen crëer je een luchtstroom die koeler aanvoelt dan de omgevingstemperatuur.
Oorsponkelijk is het in de 18e eeuw vanuit Japan naar Europa is komen "overwaaien". Vandaag de dag is in Cádiz de enige opleidings-/werkplaats van abanicos wereldwijd. Maar vrijwel alle materialen, ambachtslieden en kunstenaars bevinden zich in de nabijheid van Aldaya, gelegen in de provincie Valencia. Van daaruit worden ze wereldwijd geëxporteerd.
De abanico wordt veelvuldig in m.n. Andalucía gebruikt en dan uitsluitend door (volwassen) vrouwen: als man wil je hier niet mee gezien worden....


abanico

De abanico heeft ook binnen flamenco zijn plaats gekregen en dan m.n. binnen palos zoals Caracoles en Guajira: het vrouwelijke karakter van de dans wordt ermee benadrukt. Het is een aan te leren techniek om ermee te dansen, en is minder simpel dan je wellicht zou denken.


Traditioneel gebruik van de abanico 


Een modernere manier van abanico-gebruik

Begrippenoverzicht


3. Afillá:

Het rasperig stemgeluid van "El Fillo" (flamencozanger die werd geboren in Puerto Real in 1820 en overleden is in 1878 in Sevilla) zou het prototype van de flamencostem worden, en aan hem danken we de term "afillá" waarmee zo’n stem beschreven wordt. Een rasperige stem zou geassocieerd worden met flamenco omdat de - niet academisch gevormde - zangers weinig grondtonen hadden om uit te kiezen, waardoor zij hun stem vaker moesten forceren.
De gitaren beschikten destijds niet over een cejilla / capo, en hadden dus "hun" geluid, waar de zanger zich maar aan moest aanpassen...
Begrippenoverzicht


4. Aficionao:

Is een enthousiaste liefhebber van flamenco. Daarbinnen heeft het echter een dubbele betekenis; enerzijds degene die zeer serieus geïnteresseerd is in flamenco en anderzijds degene die, flamencodans / -gitaar, - zang beoefend als liefhebber en dus niet professioneel.
Het woord is afgeleid van het spaanse aficionado dat dezelfde betekenis heeft maar dan algemeen gebruikt wordt. In het Andalusisch (Andalucía wordt toch gezien als de bakermat van de hedendaagse flamenco) valt de tussenliggende "d" weg. Daardoor is het woord exclusief voor flamencoliefhebbers gaan gelden. Afición is te vertalen als hobby. Het wordt ook gebruikt om het verschil aan te duiden tussen bijvoorbeeld een amateursporter in tegenstelling tot de professional. Aficionados heb je dus ook binnen voetbalverenigingen, carnavalsverenigingen, etc.
Begrippenoverzicht


5. Andalucía

Het is de zuidelijkste regio in Spanje. Andalucía werd onder de Romijnse overheersing "El Bético" genoemd (voor de voetballiefhebbers: Betís Sevilla is daarvan afgeleid). Vervolgens namen de Vandalen vanaf 411 NC. het gebied over met als hoofdstad Córdoba. Andalucía is een verbastering van de oorspronkelijke benaming, door de Vandalen gegeven, "Vandalucía".
De Vandalen staken vervolgens nog in de vijfde eeuw definitief over vanuit Andalucía, m.n. vanuit Algeciras en Tarifa, naar Noord-Afrika (Tunesië). Daarna namen de Arabieren (in Spanje aangeduid als Moren) begin van de achtste eeuw het gebied over en hernoemde het tot "Al-Andalus". De islamitische overheersing in de Middeleeuwen duurde van 711 tot 1492. Na de islamitische invasie van Spanje, was Al-Andalus oorspronkelijk opgenomen in het Kalifaat van de Noord-Afrikaanse provincie Umayyad. Vervolgens werd het een emiraat. Na de verdrijving van de Arabieren werd het een katholiek bolwerk. De restanten van de Moorse overheersing zijn nog terug te vinden een een aantal mooie bouwwerken in Andalucía; De Mezquita (Moskee) in Córdoba, de Torre de Oro en de Giralda in Sevilla en het Alhambra in Granada.

Mezquita in Córdoba, de Giralda in Sevilla en het Alhambra in Granada
De Mezquita in Córdoba, de Giralda in Sevilla en het Alhambra in Granada (www.andalucia.org)

Het spaans dat in een groot deel van Zuid-Amerika gesproken wordt, is rechtstreeks afkomstig van het Andalusisch. Vanuit Sevilla, Huelva en Cádiz werd er veel en lucratief handel gedreven met Zuid-Amerika.
Eind 15e- begin 16e eeuw kwamen ook de eerste zigeuners aan in Spanje als resultaat van een eeuwendurende trektocht (opge- / verjaagd). Uiteindelijk vermengden zij diverse muzikale invloeden met elkaar; zowel hun eigen muziek die ze meenamen vanuit India als de in Zuid-Spanje aanwezige muziek die sterke Joodse, Arabische en uiteraard Spaanse invloeden kende. Van daaruit werd Flamenco geboren in de 19e eeuw.

Andalucía wordt algemeen beschouwd als de bakermat van de hedendaagse flamenco en de grootste invloed op flamenco is toch vooral Andalusisch. Veel palos vinden hun oorsprong ook in Andalucía; bijvoorbeeld de Malagueñas, Alegrías de Cádiz, Bulerías de Jerez, Granaína, Sevillanas, Fandangos de Huelva, Verdiales de los montes de Málaga, Rondeña, Tangos de Triana, Cantiñas de Córdoba, Taranta de Linares en Taranto de Almería. Toch wortelde flamenco ook in de aanpalende regio's zoals in Extremadura (Jaleos en Tangos) en in Murcia (Cartageneras en Cantes de Minas) en werd belangrijk in Madrid en in Barcelona, veelal veroorzaakt door de emigratie van Andalusiërs naar die steden i.v.m. de werkeloosheid in hun thuisgebied.

Verder heeft Andalucía wel last van vooroordelen.
Vooroordelen die "de rest van Spanje" over onze vrienden in Andalucía heeft; ze zouden lui zijn, beschikken over een "dom" accent en ze dansen flamenco.
Uiteraard klopt dit stereotypebeeld, zoals altijd, niet met de werkelijkheid. Ze zijn trots op hun tongval, zéker niet iedereen danst flamenco en ze zijn bepaald niet lui. Om het beeld bijgesteld te krijgen in binnen- en buitenland heeft de regionale overheid een campagne opgezet onder de naam "Andalucía 10". Zie verder ook de bijbehorende webpagina en onvermijdelijke facebookpagina.

 

Begrippenoverzicht


6. Baile / Bailaor(a):

Baile betekent "dans". Samen met het gitaarspel (toque) en de zang (cante) is dans een van de basis flamenco-expressievormen. Hoewel er tegenwoordig genoeg voorstellingen zijn waarbij de dans de "hoofdattractie" is, is het belangrijkste binnen flamenco nog steeds de zang. De gitaar komt van oudsher op de tweede plaats gevolgd door de dans.
Dans is in principe een aantal passen gecombineerd met andere lichaamsbewegingen die, in een bepaalde volgorde gezet, een choreografie vormen. Maar daar schuilt ook gelijk het gevaar in, want het is natuurlijk veel méér dan een aantal passen achter elkaar: flamenco is immers emotie. Een mooie verwoording die ik ooit gelezen heb is: "dans is hetgeen je doet tussen de passen in" (ik dacht van Antonio Gades).
De danser toont respect voor zowel de zang als het gitaarspel door geen voetenwerk door de letras of falsetas heen te doen.

In de loop van de geschiedenis is het podium waarop flamenco ten gehore gebracht werd - letterlijk - steeds groter geworden. Hierdoor werd het visuele aspect ook toenemend belangrijk en dus kreeg m.n..de dans een steeds grotere rol.
Patricia Guerrero
Patricia Guerrero
Iedere palo (stijl) heeft zijn eigen basispassen die kenmerkend zijn voor de betreffende dans.
Manolete
Manolete (www.deflamenco.com)
Het aantal stijlen dat gedanst wordt is uitgebreid in de periode na het ontstaan van flamenco zoals we die nu kennen. Er zijn een paar dansers die een belangwekkende choreografie op een bepaalde palo gezet hebben die navolging gekregen heeft. Te noemen zijn de seguiriya van Vicente Escudero, Farruca en de Garrotín door Faíco, Tientos door Joaquín "el Feo", Martinete door Antonio Ruiz of de Taranto door Carmen Amaya. Een palo als de Peteneras zal weer niet snel gedanst worden door gitanos omdat een deel ervan overtuigd is dat deze dans ongeluk brengt. De overlevering laat weten dat een heel bekende danseres, die erg goed de Peteneras danste, overleed. “Iedereen” wijdde dat aan het dansen van de Peteneras.
Daarna werd gemeld dat ze aan en longontsteking overleden zou zijn. Andere berichten luiden dat ze overleed aan een bloeding als gevolg van een abortus. Maar goed: de bijgelovigen zullen dus niet snel een peteneras dansen.

Een bailaor of bailaora is een flamencodanser of -danseres. Het normale spaanse woord voor een danser is bailador(a) of bailarín(a). Normaal gesproken wordt er een verschil gemaakt als je wél of geen officiële dansopleiding genoten hebt aan een conservatorium. Een bailarín heeft dat wél en een bailador níet. Echter alle flamencodansers worden in Spanje bailador genoemd, met of zonder goede en formele opleiding. In Andalucía laten ze geregeld in een woord de "d" wegvallen. Nu flamenco zijn roots in Andalucía heeft is het woord bailaor(a) exclusief voor flamencodansers en danseressen gaan gelden.
Dus samengevat:
Bailarín: danser met formele opleiding (bijv. Jazz, Modern, Klassiek)
Bailador: danser zonder formele opleiding (bijv. Jazz, Modern, Klassiek) óf een flamencodanser
Bailaor: uitsluitend gebruikt voor flamencodansers.
In afwijking van bijvoorbeeld klassieke of moderne dans wordt flamenco tot op late leeftijd professioneel gedanst. Er zijn voldoende voorbeelden van oudere goede dansers (bijvoorbeeld Güito of de hierboven afgebeelde Manolete).
Begrippenoverzicht


7. Bastón
:
Stok. Het betreft een soort van wandelstok die als dansaccessoire binnen flamenco gebruikt wordt. Zowel om mee te dansen als te gebruiken als percussie-instrument (tikken op de grond / dansvloer). Een bastón wordt in zigeunerkringen ook vaak in het dagelijks leven gebruikt. Het heeft daarbij als nevenfunctie dat het gebruikt kan worden als verdedigingswapen.

3 mannen dansen met bastón
3 dansers met bastón (www.deflamenco.com)
Manolete met bastón
Manolete met bastón (foto: Miguel Angel Molina)
Begrippenoverzicht


8. Bata de cola:

Een kledingstuk. Een typisch Andalusische jurk. Het rokdeel wordt gevormd door allemaal onder elkaar genaaide stroken stof. De rok is lang en breed en sleept over de grond. In het Nederlands noemt men het soms "sleepjurk".
Het was eerst een klassieke Andalusische jurk die overgenomen- en veelvuldig door gitanas gedragen werd. Op enig moment werd het een klassieke flamencojurk.

Belen Maya in bata de cola
Belen Maya in bata de cola (www.deflamenco.com)

Matilde Coral geeft al heel lang lessen in het artistieke gebruik van dit kledingstuk binnen de dans. In de huidige flamencodanswereld zijn het m.n. Belén Maya en Milagros Menjíbar die (o.a.) om hun gebruik van de bata bekend staan.

 

Begrippenoverzicht


9. Cafe Cantantes
:
Café's waarin men flamenco ten gehore bracht.
Het was een fenomeen dat zich van halverwege de 19e eeuw tot halverweg de jaren twintig van de vorige eeuw voltrok. De omvang van de ruimtes variëerde van kleine cafés (rond de vijftig zitplaatsen) tot kleinere theaters waarin er zelfs plaatsgenomen kon worden op balkons. De voorstellingen bestonden in het begin alleen uit flamencozang, maar ze namen later ook flamencodans op in hun programma. Er was een apart podium waarop de voorstelling plaatsvond, vergelijkbaar met de latere tablao's die tot op vandaag bestaan.
Cafe Cantante Ze ontstonden het eerst in Andalusische plaatsen als Sevilla en Cádiz en vervolgens ook in andere steden als Madrid en Barcelona.
Het was de eerste maal dat flamenco-artiesten betaald werden voor hun optredens.
De voorstellingen pasten zich steeds meer aan, aan hetgeen het publiek graag wilde horen en zien, m.a.w. ze werden steeds commerciëler. Uiteindelijk transformeerden ze in flamenco-opera's (halverwege de jaren 20 van de 20e eeuw) met grote aantallen toeschouwers.
Deze naam (opera) werd bewust en uit economische redenen gebruikt, nl. voor belastingtechnische redenen: je betaalde minder belasting als organisator bij het laten opvoeren van een "opera"...

Overzicht van de meest populaire Café Cantantes destijds:

Sevilla: Café del Burrero Alicante: Café  del Chufero
  Café  de Silverio    
  Salón Filarmónico Valencia: Salón Novedades
  Café de la Marina    
  Café San Agustín Barcelona: La Gran Peña
  Café de los Cagajones   Casa Macía
  Café  de la rue Triperas   Câ l'Escanyo
      Café Sevilla
Málaga: Café de Chinitas   Villa Rosa
  Café  del Turco   Casa Juanito Eldorado
  Café  de España   El Alcázar
  Ventorrillo de la Caleta   Bar del Manquet
  Salón Novedades    
  Café  del Bernardo Madrid: Café de la Bolsa
      Café de Don Críspulo
Jaén: Café Recreo de los Campos   Café Corrales
      Café El Sepulturero
Cádiz: Café  del Correo   Café de Naranjeros
      Café de la Encomienda
Bilbao: Café San Francisco   Café Brillante
  Café del Recreo   Café de las Igorrotas
  Café de las Columnas   Café de Capellanes
       
Begrippenoverzicht


10. Cajón:

Letterlijk een (drum)"kist". Het is ontstaan in Peru in de havens waar havenarbeiders in hun pauzes muziek maakten door ritmisch te slaan op lege laadkisten. Uiteindelijk is daar de cajón uit geboren.
Cepillo
Cepillo (foto: Moreno Maggi)
Het was in de jaren 70 Rubem Dantas, de Braziliaanse percussionist van de groep van Paco de Lucía (die toevallig voor deze tour "Gali" verving), die de cajón in de flamencowereld bekend maakte.
Rubem kreeg het instrument cadeau tijdens de wereldtour met Paco de Lucía en gebruikte het gelijk op het podium. Sindsdien heeft het instrument een grote vlucht gemaakt. Tegenwoordig wordt het breed, in alle muzieksoorten (pop, jazz, etc.), gebruikt o.a. tijdens "unplugged" sessies.
De cajónspeler blijft zoveel mogelijk in de begeleiding op de achtergrond; hij kan al snel té aanwezig zijn en makkelijk zowel de zanger, als de gitarist "eruit slaan" en dat is zeker níet de bedoeling!
Puristen vinden dat de cajón niet thuishoort in flamenco.
Anderzijds geeft de cajón de gitarist meer mogelijkheden om harmonisch te spelen en door het ritme heen "te zweven" i.p.v. het ritme aan te geven; dat doet de cajón immers. Ook is de cajón voor sommigen aanleiding om te veronderstellen dat flamenco méér banden heeft met Zuid-Amerikaanse muziek dan met bijv. Indiase muziek.
De CD van Paco de Lucia “solo quiero caminar” was de eerste flamenco-CD waarop cajón te horen is.
Begrippenoverzicht


11. Caló:

Ook wel calé genoemd. Het is de benaming van de zigeunertaal die door de Roma gesproken wordt in Spanje. Caló is een mix van Romani en het Castiliaans (de officiële Spaanse taal; el castellano). Er zijn momenteel ongeveer 75.000 mensen die het caló spreken, waarvan 40.000 in Spanje. Zigeuners noemen zichzelf in het caló, "calés", in het castilliaans "gitanos".
Begrippenoverzicht


12. Cante / Cantaor(a):

Het woord "cante" heeft de betekenis van flamencozang: "canto" betekent meer in het algemeen zang. Zang is de meest elementaire flamenco-uitdrukkingsvorm. Het gaat daarbij zeker niet alleen om het zingen van een tekst, maar juist om wat een zanger met stemverbuigingen en "uithalen" doet om een emotie over te brengen. Het overbrengen van emotie is dan ook de essentie van zang.

Er zijn verschillende palos (stijlen) die ieder een eigen emotie bevatten. Van verdrietig tot (zeer-) vrolijk.
De zang is binnen flamenco het meest belangrijk.
Gitaristen en dansers staan allemaal ten dienste van het geheel en zoals de gitaar de zang begeleidt zal de dans plaatsvinden óp de zang. Pas als de zanger niet zingt kunnen de gitarist (falsetas) en danser (voetenwerk) "hun gang gaan" waarbij de danser wèl respect toont voor de falseta van de gitarist door daar niet doorheen te gaan stampen...(!). Als de zanger zingt, speelt de gitarist m.n. akkoorden en danst de danser(es) vooral met het bovenlijf c.q. doet hij/ze marcajes (markeerpassen).

Esperanza y Paco Fernandez
Esperanza en Paco Fernandez

Een cantaor(a) is een flamencozanger(es). Cantador is een zanger in zijn algemeenheid, maar als je dus de tussenliggende "d" weglaat, dan is het opeens Andalusisch en wordt het exclusief gebruikt voor flamenco.
Begrippenoverzicht


13. Cantes de ida y vuelta:

Dit zijn flamenco-stijlen die van origine afkomstig zijn uit Zuid-Amerika. Door het handelsverkeer tussen Spanje, m.n. vanuit de stad Cádiz, en de Zuid-Amerikaanse landen werden stijlen beïnvloed, uitgewisseld en uiteindelijk geïntroduceerd binnen flamenco.
Onder deze benaming vallen de volgende palos (stijlen): Colombianas, Guajiras, Milongas, Rumba en Vidalita.
Begrippenoverzicht


14. Cantes de Levante:

Het zuid-oosten van Spanje is "de Levant" en bestaat uit twee vroegere koninkrijken, País Valenciano en Murcia. Cante sde Levante betreft flamencozang m.n. afkomstig uit de Levante Andaluza (Jaén, Málage, Almería en Granada) en daarnaast de mijnenstreek van Murcia (overigens wordt met de Levante ook de oostelijke wind aangeduid die er soms stevig waait).
Het is een verzamelnaam van een aantal stijlen die langzaam-, serieus- ("donker van toon") en vnl. vrij in compás zijn. Te noemen zijn Cartageneras, Fandangos, Granaína, Levantica, Malagueña, Mineras, Murcianas, Tarantas en Tarantos (deze laatste heeft echter wèl een dansbaar ritme).
Begrippenoverzicht


15. Castañuelas / palillos:

Castagnetten zijn percussie-instrumenten, die in de loop der eeuwen een herkenbaar onderdeel zijn gaan uitmaken van de Spaanse folklore. Castagnetten werden in de oudheid vnl. gemaakt van kastanjehout; vandaar de naam (spaans: castaño).
Griekse danseres Ze stammen uit de tijd van de Fenisiërs (+/- 1.000 VC) , waar ze groter waren: 2 langwerpige “klep-pers” (gemaakt van hout of gebakken klei).
Bijna iedere regio in Spanje heeft zijn eigen soort.
In het spaans noem je castagnetten “castañuelas” maar bijv. in Andalucía “palillos”.
Ze worden vaak gebruikt binnen de escuela boleradansen en daarnaast in Sevillanas en Fandangos, stijlen die vanuit de folklore in flamenco terecht gekomen zijn. Echter soms ook in traditionele flamenco, zoals in de seguiriyas.
Ze worden gemaakt van hard hout (uit één stuk; hoe harder het hout, hoe beter het geluid), maar ook van moderne kunststoffen als fiberglas en samengeperst koolstof. Deze laatste zijn beter bestand tegen het soms heftige gebruik en temperatuurschommelingen. Een populaire hard-houtsoort die er ook voor gebruikt wordt, is “Granadillo”, afkomstig vanuit Zuid-Amerika en Afrika.
Hoewel ze geen vaste toonhoogte produceren hebben ze wel altijd beiden een ander geluid. De 2 verschillende castagnetten  worden “mannetje” (of "macho") en “vrouwtje” (of hembra) genoemd. Het vrouwtje bezit de hoogste toon: ze is - naast de hogere toon... - herkenbaar aan een (of meerdere) inkeping(en) aan de smalle bovenzijde; deze draagt men rechts. Het mannetje, met de lagere toon, draagt men links en wordt meestal met de middel- en ringvinger, gelijktijdig, bespeeld. bovenzijde palillos
Castagnetten Van het  verbindingstouwtje worden de twee lussen strak om de duim geklemd, aan weerszijde van het gewricht. Met de overige vingers bespeelt men de castagnetten door ertegen te tikken. Vroeger werden ze bespeeld door ze om de 4 vingers te dragen en d.m.v. de polsbewegingen tegen elkaar te laten slaan. Vervolgens werden ze bespeeld door ze aan de middelvinger vast te maken. Vanaf de 18e eeuw wordt de huidige speeltechniek gebruikt in Andalucía.
Castagnetten zijn  er in verschillende maten, afhankelijk van de grootte van de handpalm van de bespeler. Kinderen hebben vaak maat 4 of 5, vrouwen hebben vaak maat 6 of 7 en mannen vaak maat 7 of 8. Maar ga niet van standaardmaten uit: je moet ze passen om te weten welke maat voor jou de juiste is en ze mogen in ieder geval niet te groot voor je zijn!
Het vergt veel oefening voordat je ze goed kan bespelen, zeker als je ze boven je hoofd wilt bespelen...
Mocht je een paar willen kopen ga dan altijd voor professionele castagnetten. Laat je niet voor de gek houden met omschrijvingen als "semi-professioneel" of "voor studenten"; dat zijn in het algemeen kwalitatief slechte castagnetten.
Castanuelas
De benaming van de onderdelen
Als je eenmaal een kwalitatief goed paar castagnetten gekocht hebt, gaan ze normaal gesproken "levenslang" mee; dan kun je maar beter gelijk de juiste hebben...
Begrippenoverzicht


16. Cejilla (Capo):

Een "klem" die om de hals van de gitaar gezet wordt, om de basistoonhoogte (open snaren dus) te verhogen. Als de cejilla / capo "op drie" staat, betekent dat, dat de klem tussen de tweede en derde fret gerekend vanaf het halsuiteinde staat.
Capo is de afkorting van het woord Capodastro. Op veel plaatsen is dat weer verbasterd tot "capodastre". Een capodastro heet echter eigenlijk capotasto (Italiaans voor topkam: de kam op de kop van de gitaarhals). Het verschil tussen dat woord en de naam van het populaire capotasto-merk Capo d'Astro bleek voor niet-Italianen echter moeilijk te onderscheiden. Buiten Italië is daardoor capodastro en capodastre de gangbare term geworden.

Cejilla of capo

Een capo maakt de snaren korter, alsof je topkam verplaatst is. Met een capo in vakje 1 klinken alle akkoorden die je speelt een halve toon hoger. Elk vakje is een halve toon. In de flamenco heet een capo een "cejilla" (letterlijk: "wenkbrauwtje", vanwege de vorm). De uitvinder van de capo is de flamencogitarist José Patino Gonzalez (Cádiz, 1829)!
Als je wilt weten hoe het klinkt en je hebt geen capo, dan kun je er zelf een maken met elastiek en een potlood... Mensen die geïnteresseerd zijn in capo's kunnen ook een kijkje nemen in het digitale museum van capo's.
Begrippenoverzicht


17. Compás:

Het compás is de maat, het ritme, de verdeling van muziek in - qua tijd - gelijke delen. Compás is een belangrijk onderdeel van flamencomuziek, waarbij je vaak de stijl kunt herkennen aan het soort compás.
Eigenlijk bestaan er binnen flamenco maar twee ritmes: in tweeën en in drieën, waarbij het ritme in drieën het oudste ritme binnen flamenco is. Het ritme in tweeën is waarschijnlijk vanuit Zuid-Amerika via de haven van Cádiz in Andalucía en vervolgens in flamenco terechtgekomen. Alle ritmes kunnen samengesteld worden uit de ritmes in tweeën en in drieën. Zo is het ritme in 4, 2 maal 2. Het ritme in 12 is 3 maal 2 en 2 maal 3, of 4 maal 3. Kortom, mogelijkheden genoeg.
Binnen flamenco bestaat er meer dan één standaard compás.

Compás in 3: Fandangos Rondeña Tanguillos
  Granaína Jabera Verdiales
  Malagueñas Cartageneras  
  Zapateado Canasteras  
       
Compás in 4: Farruca Tangos Tientos
  Garrotín Tarantos Campanilleros
  Colombiana Mariana  
  Zambra Rumbas  
       
Compás in 5* / 12: Seguiriyas Liviana Martinete
  Serrana Cabales  
       
Compás in 12: Alegrías / Cantiñas Caña Soleá
  Bamberas Polo Soleá por bulerías
  Bulerías Romeras Mirabras
  Peteneras Caracoles  
  Rosas Guajira  
       
Vrij in compás: Carcelera Granaína Media Granaína
  Cartagenera Levantica Minera
  Debla Malagueña Saeta
  Taranta Toná Vidalita

* = m.n. zigeuners tellen vaak deze palo in 5-en. De tijd tussen de 3e en de 4e en tussen de 4e en de 5e tel is dan uiteraard niet gelijk, maar anderhalf maal zo lang als de tijd tussen de 5,1,2 en 3. Voor mensen die het compás in 12 kennen met de "normale accenten" op 12 - 1- 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12; dit compás start dan zgn. op "8": dat is natuurlijk niet zo (want in realiteit  liggen de accenten op: 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12), maar dan weet en voel je hoe de accenten liggen.
Begrippenoverzicht


18. Contratiempo:
Contratiempo (tegenritme) is tegengesteld aan a tiempo (in de maat).
Palmeros
Ritme is eigenlijk een specifieke beweging (bij dans) of geluid in de tijd d.m.v. accenten, die meestal een zeker patroon of regelmaat vertonen. Het betreft een term die m.n. in flamenco gebruikt wordt om aan te duiden dat er "tegen het ritme in" geklapt, voetenwerk gedaan, gezongen of gespeeld wordt. Het betreft in de meest simpele vorm een accent precies tussen twee tellen in. Er zijn ook andere contra tiempo mogelijkheden waarin je bijv. nèt na de maat een accent legt, of twéé accenten tussen de tellen, waardoor er triolen (maat-tik-tik-maat-tik-tik-maat, etc.) ontstaan. Kortom: legio mogelijkheden. Geregeld gebruiken 2 klappers (palmeros) dit tijdens hun begeleiding van muziek waarbij de ene de maat klapt (palmas) en de ander het tegenritme.
Als ze dat heel snel en zuiver doen dan klinkt dat redelijk spectaculair.
Begrippenoverzicht


19. Copla / letra:

Copla. Is een aanduiding voor het couplet van een lied. Het woord wordt ook gebruikt voor het beschrijven van de verschillende delen van Sevillanas en Fandangos. Daarnaast is het een algemene omschrijving/benaming van populaire spaanse liedjes (niet flamenco en ook geen "popmuziek"), vergelijkbaar met een soort van levensliederen. Het is een Spaanse volksdichtvorm. Bekende vertolkster van coplas was Rocío Jurado (overleden) en is Isabel Pantoja.

Letra. De teksten van een nummer. Gezongen versen en gedichten. Lyrische poezie die de gedachten en emoties van de dichter / schrijver uitdrukken.
Ook wordt dit gebruikt om een deel van een dans aan te duiden waarbij er vooral marcajes (markeerpassen) gedanst worden op de zang (de zanger zingt dan "de letra").
Begrippenoverzicht


20. Cuadro Flamenco

Een cuadro flamenco is een groep van artiesten, meestal samengesteld uit een zanger, een gitarist, een of twee palmeros, soms een percussionist en een of meerdere danser(essen)(s).

Cuadro Flamenco
Cuadro Flamenco van Café Cantante "El Imparcial" in 1884
(v.l.n.r.: Dolores La Pitraca, "La Pipote", Rosario La Honrá, Paco Cortés, Bautista,
op de voorgrond als dansers "Josefita La Pitraca en Lamparilla)

Ze komen standaard voor in een tablao, waar ze fungeren als (oneerbiedig gezegd) "de flamenco huisband". De samenstelling kan afwijken (soms 2 zangers of meerdere danseressen of palmeros).
Het eerste cuadro, wordt aangenomen, was het cuadro van het café cantante "Café el Imparcial" in Madrid.
Begrippenoverzicht


21. Duende / Angel / Arte:

Duende, het meest verguisde en misbruikte woord binnen flamenco. Ooit heeft iemand een legende beschreven, dat er vanuit flamenco een oerkracht kon vrijkomen in de vorm van een engel (vandaar ook "ángel" genoemd). Ze noemden het "duende" (letterlijk: bosgeest, spook, dwerg, gnoom). Een uniek gevoel dat kon ontstaan, zowel bij artiesten als toeschouwers die, opgezweept en geraakt door de zang en muziek, in een bepaalde emotionele toestand geraakten waarbij ze de omgeving vergaten en opgingen in hun eigen gevoel.
In de loop der jaren kreeg deze - niet alleen aan flamenco gerelateerde! - uitdrukking een soort unieke- en veel besproken status. Dít was het gevoel waar iedereen naar op zoek was! Het ging een eigen leven leiden en het woord werd te vaak en verkeerd gebruikt door niet-flamencos. Er werd te gewichtig en interessant over gedaan; flamencos keerden er zich vanaf. Inmiddels zal niet snel een Spaanse flamencoartiest / aficionao dit woord nog in zijn mond nemen. Alleen buitenstaanders bedienen zich er nog van, of soms zelfs nog "flamencokenners" die interviews afnemen voor websites / flamencotijdschriften, tot afschuw van de artiesten die zich dan geregeld van de domme houden en op de vraag, wat duende nu precies is, antwoorden: "ze leven in het bos" (of zoiets).
Waar in de flamenco wel eens wordt gesproken van duende, spreekt men in de Arabische muziek van tarab, de wisselwerking tussen musicus en publiek. Daarnaast is er ook een uitdrukking "tiene arte" wat zoveel betekent als dat iemand erg goed is in hetgeen hij doet. Hij wekt het juiste gevoel bij zichzelf en anderen op, hij is een meester. En dit moet dus niet letterlijk vertaald worden met "hij heeft kunst....": dan snap je het ècht niet. Toch zie je het soms zó in interviews vertaald worden; tenenkrommend.
Duende; vergeet het gewoon, het woord bestaat binnen flamenco niet meer..... Angel gebruik je bij wijze van uitzondering en arte hoor je vaker terug.
Begrippenoverzicht


22. Escobilla / silencio:

Een escoba is letterlijk een bezem, dus een escobilla een bezempje. In de dans is een escobilla een ritmisch voetenwerkdeel van een dans waarin vaak een versnelling zit aan het einde. Vroeger begon ieder voetenwerk in de eerste passen met een "veegbeweging": vandaar de naam.
Er zitten herkenbare stukken in en er is sprake van een gestructureerde opbouw. Een escobilla begint altijd op de "één", en niet, zoals dansers wellicht zouden verwachten in bijv. de alegrías, op de "twaalf".
De escobillas van de alegrías, tarantos en de seguiriyas zijn erg herkenbaar aan de begeleidende gitaarmelodie. De voetenwerkjes zijn dus niet "standaard" of hetzelfde, maar wel herkenbaar aan de muziek. Een escobilla wordt / werd soms ook wel "zapateado" genoemd, een voetenwerk. Los daarvan is een zapateado ook een aparte palo.

 

Silencio (stilte) is een deel waarin de de gitaar een harmonisch - herkenbaar - stuk speelt en de danser juist géén voetenwerk doet, maar marcajes (markeerpassen) of door de ruimte beweegt. Een silencio komt in de Alegrías voor (en je komt het vrijwel nooit op een flamenco-CD tegen...).
Vroeger dansten in tablaos de vrouwen de falsetas en de silencio en de mannen - die ook als palmeros optraden - de escobilla; maar dat is al jaaaaren niet meer zo.
Begrippenoverzicht


23. Falseta:

Een melodisch stuk gitaarspel. Vaak speelt een gitarist bijvoorbeeld een falseta tussen de zanggedeelten in. Hij/zij kan daar zijn kunsten en virtuositeit tonen. Daar waar ikzelf - omdat ik waarschijnlijk geen gitaarkenner ben - afhaak bij de meeste solo-gitaarnummers, kan ik genieten van een falseta tussen de zangstukken door; m.n. van gitaristen als Manuel Silveria, Alfredo Lagos, Paco Fernandez, Quique Paredes, Chicuelo, etc.
Begrippenoverzicht


24. Flamenco

Flamenco: de benaming van een kunstzinnige expressievorm, waarin belangrijke rollen zijn weggelegd voor zang, gitaar en dans, die ontstaan is in Andalucía (Zuid-Spanje).

In november 2010 werd flamenco toegevoegd aan de lijst van het Culturele Wereld Erfgoed. Bij die gelegenheid werd Flamenco omschreven door de UNESCO als (vrij vertaald): "een artistieke uiting, die de vocale muziek, dans en begeleiding verenigt, resp. aangeduid als zang, dans en gitaarspel. Het wordt m.n. uitgevoerd door een man of vrouw die meestal zit (de zanger en begeleiders). Er wordt een breed scala van gevoelens en stemmingen, variërend van vreugde tot verdriet, geuit. De Spaanse gitaar speelt een belangrijke rol, samen met het (hand) klappen, de castagnetten of een cajón (percussie-instrument) en het voetenwerk van de danser. In de dans legt men, net als in de zang, veel emotie.".

Avonturier en schrijver George Borrow schreef begin 1800 over zijn ervaringen met de zigeuners. Hij heeft het over zang en dans “a lo gitano” (op de manier van de zigeuner), en hij was de eerste die schreef dat de zigeuners flamencos genoemd werden, en dat ze al langer zo genoemd werden. De muziek zelf werd echter nog geen flamenco genoemd.

Het woord “flamenco” heeft geschiedkundigen lang voor een raadsel gesteld, en zij legden een levendige verbeelding aan de dag bij hun pogingen te verklaren waarom een woord dat “Vlaams” of “flamingo” (de vogelsoort) betekent, gebruikt wordt om een Andalusische volkskunst te beschrijven. Er zijn vele variaties op de diverse theorieën, maar ze hebben allemaal het probleem dat de gebeurtenissen die deze theorieën mogelijk maken, plaatsvonden lang voordat er sprake was van zigeuners die flamencos genoemd werden. De term zou een verbastering kunnen zijn van het Arabische ‘fellah mengu‘ wat ‘rondtrekkende- of landloze boer’ zou betekenen, daarbij verwijzend naar de toenmalige gitanos.


zigeuners poseren

Binnen de zang en gitaar, maar m.n. de dans is er een continue spanning / discussie tussen liefhebbers die vernieuwing hoog waarderen en zij die liever vasthouden aan het "oude" (dat vaak echter ook weer een vernieuwing betreft van een nog eerdere vorm...). Ik ben zelf aanhanger van het "oudere" (binnen dans). Dat wil niet zeggen dat ik bijv. nieuwe flamencodansbewegingen niet kan waarderen, maar het scheidsvlak bevindt zich veel meer in het persoonlijke; bewegingen waar ik wel of niet een flamencogevoel van krijg. Bij sommige "nieuwe" bewegingen voel ik wel degelijk "flamenco". Er is dus ergens een - voor mij moeilijk te omschrijven - grens die ik gerespecteerd wil zien in de vernieuwing, anders haak ik af en vind ik het in ieder geval géén flamenco meer..... (dat geldt m.n. bij de dans van Israel Galván bijvoorbeeld of iemand als Andres Marín). Er zijn ook fanatieke vóórstanders van vernieuwingen. Die zien een trage ontwikkeling of zelfs een stilstand al snel als "folklore" en niet als "Kunst". Belachelijk natuurlijk: ik zal ze eens kennis laten maken met een aantal klasieke zangers, dansers en gitaristen die stukken brengen van enkele honderden jaren geleden en daarbij bijv. de vastgelegde standaardbewegingen (als dansers) gebuirken: dat is geen Kunst....? Ga iemand anders voor de gek houden.

Anderzijds wordt er geregeld gesproken over "fusie" met andere muziekvormen. Voor mij meestal aanleiding om de ander kant op te kijken, maar dat is eigenlijk niet terecht van mij. Flamenco IS immers in zichzelf al fusie; het is per slot van rekening ontstaan als gevolg van enkele muziekstromen en dus is het een beetje dom van mij (om maar met Máxima te spreken) om bij het horen van het woord flamencofusie mij af te wenden. Maar ja, ik ben ook maar een mens en mijn ervaringen met als flamencofusie omschreven muziekvormen hebben mij in dat standje gezet; ik ben er nog nooit blij van geworden.

Paco de Lucía zei eens tijdens een vraaggesprek dat hij van mening was dat Flamenco de belangrijkste cultuuruiting van Spanje was, en misschien wel in Europa. Hij wist ook dat sommige Spanjaarden het daar helemaal niet mee eens waren, maar dat kwam volgens hem omdat de Basken, De Galiciërs en de Catalanen hier niets mee te maken hadden: het was immers iets uit Andalucía. Dat zij het vervelend vonden dat ze als Spanjaard buiten Spanje geassocieerd werden met flamenco (en dus met Andalucía), begreep hij wel.

Flamenco is o.a. ongelooflijke muziek en bezit een enorme emotionele kracht en gevoel dat maar weinig Europese folklore bezit. Inmiddels is het uitgegroeid tot een wereldwijd en grensoverschrijdend fenomeen dat open staat voor nieuwe invloeden en ook nu beschouwd wordt als Kunst.
Het heeft zijn eigen geografische bereik opgerekt door voorstellingen, festivals, bioscoopfilms, literatuur en de invloed op sommigen binnen de kunstwereld van het schilderen, beeldhouwen en fotograferen.
Begrippenoverzicht


25. Gitanos:

Zigeuners worden in Spanje "Gitanos" genoemd. Zo noemen ze zichzelf overigens ook. Het is een verbastering van het woord "Egiptano". Dit is ontstaan in de 15e eeuw toen men in Spanje dacht dat zigeuners afkomstig waren van "Egipto menor" (een gebied in de buurt van het huidige Turkije). Ze mengen zich in Spanje maar zelden middels een huwelijk met Romani sprekende zigeuners en hebben meer banden (sociaal en economisch) met niet-zigeuners dan met de Roma. Er zijn geen echt betrouwbare tellingen van Gitanos in Spanje. De schattingen variëren van 100.000 tot 300.000 personen.
Begrippenoverzicht


26. Guitarra
De "Spaanse klassieke gitaar" (ontstaan in de 16e eeuw) begon in de 18e eeuw aan een opmars. Als gevolg van de "verlichting" ontstond er een tegenstelling tussen degenen die wilden moderniseren en degenen die behoudend van aard waren. De conservatieven hechtten aan alle traditionele - Spaanse - vormen o.a. in muziek en dans, die de Spaanse gitaar een podium gaven en door hen gekoesterd werden. Ook binnen de dans werden de lokale en regionale dansen opgewaardeerd door deze maatschappelijke ontwikkelingen.

Een flamencogitaar (ook la sonanta genoemd) is een Spaanse gitaar met een iets kleinere en wat minder diepe klankkast dan een klassieke gitaar. Het felle geluid van de, van goedkoper hout gemaakte, gitaren bleek uitstekend geschikt voor het gebruik als begeleidings(slag)gitaar binnen flamenco. M.u.v. de voorzijde wordt de gitaarklankkast traditioneel uitgevoerd in Spaans cipreshout (licht gekleurd); de hals is van cederhout. Het dunne bovenblad wordt veelal vervaardigd uit sparren- of pijnboomhout. Tegenwoordig worden gitaren ook van palissanderhout gebouwd. Dat is duurder, maar geeft ook een warmere en vollere klank en maakt hem meer geschikt voor solo-optredens. Op het bovenblad brengt men een slagplaat aan, de 'golpeador', waarop de gitarist de flamencoritmen kan tikken. De snaren staan dichter op de hals waardoor sneller gespeeld kan worden. Om bijgeluiden te voorkomen gebruikt men snaren met een hogere spanning.

Guitarra flamenca Hoewel we redelijke zeker de ontwikkeling van de zang weten, bestaat er onzekerheid over wanneer precies de gitaar in flamenco de zang begon te begeleiden. De grote doorbraak in de ontwikkeling van de flamencogitaar is wel duidelijk en die was tweeledig.

Tot halverwege de 19e eeuw werd er nl. vooral
a palo seco gezongen, niet omdat ze de gitaar als instrument niet kenden (er was binnen de zigeunerkringen een instrument in gebruik dat erg veel op de huidige gitaar leek) maar het feit dat er geen cejillo (capo) was, maakte het vooral moeilijk om zang te kunnen begeleiden. Zangers die toevallig over de goede grondtonen beschikten hadden geen problemen, maar anderen moesten hun stem forceren om op de juiste toonhoogte van de gitaar te kunnen zingen.

Daarnaast introduceerde Ramón Montoya tremolos en arpeggios vanuit de klassieke muziek in flamenco en dat zorgde voor een hele ontwikkeling binnen het gitaarspel.
Ter verduidelijking; een tremolo is een techniek waarbij de duim een toon aanslaat (de baspartij) en vervolgens er begeleidend snel en herhalend 4 tonen aangeslagen worden door achtereenvolgens de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en weer de wijsvinger van onderop aan te slaan op de onderste snaar. Er zitten dus steeds 5 tonen in een tel. Ook bestaat de variatie waarbij er 6 tonen in een tel zitten; de pink doet dan ook mee...
Een arpeggio is het spelen van een akkoord waarbij je de tonen apart speelt; in een akkoord speel je normaal gesproken tenminste 3 van elkaar verschillende tonen gelijktijdig.
Het valt niet mee om dit soort dingen te beschrijven; zeker als niet-gitarist.
Begrippenoverzicht


27. Jaleo
Jaleo is het d.m.v. roepen van aanmoedigingen opzwepen van een voorstelling. Het is waarschijnlijk het - door buitenlanders en buitenstaanders - meest onderschatte deel van flamenco. Het vergt heel wat voorstellingen meemaken en "meevoelen" voordat je begint te snappen wanneer ze, op het podium onderling en/of het publiek richting artiesten, beginnen te reageren op hetgeen op het podium gebeurt. Op enig moment voel je wanneer het voorspelbaar is dat het publiek bijv. olé roept (om het dan vervolgens zelf ook nog te doen als nuchtere Hollander is weer een ander verhaal). Tóch is het roepen van olé iets dat niet op een bepaald moment "hoort" te gebeuren, maar is een volstrekt individuele uitroep op het moment dat jij dat zó aanvoelt en hij als het ware "ontsnapt". In Andalucía heeft het grootste deel van het publiek dit gevoel in het bloed, en is het op elkaar reageren van artiesten en publiek een essentieel onderdeel van het optreden. De spontaan en op het juiste moment geuite aanmoedingen zorgen als het ware voor een "lift" van de voorstelling. Een heerlijk gevoel, ook als publiek.

Jaleo: Manuela Carrasco danst
Ondersteund door jaleo en palmas van o.a. Torombo, Antonio Zúñiga, Rafael de Utrera, haar dochter Samara en zang van El Extremeño, danst Manuela Carrasco

Op het podium zorgt jaleo van de begeleiders ervoor dat bijvoorbeeld een danseres extra in haar dans duikt en er een sfeer ontstaat waarbij er ècht een betere voorstelling ontstaat (Manuela Carrasco staat erom bekend altijd veel mensen bij zich te hebben op het podium, die ook voor voldoende jaleo zorgen). Helaas zie je soms ook dat er een hele batterij mensen op het podium zit achter een danseres en dat er helemaal niks gebeurt en dat is - m.n. voor de kwaliteit van de dansvoorstelling - erg jammer.
Jaleo is dan ook iets méér dan er alleen "te zijn": er zijn is natuurlijk een heel belangrijk en sfeerverhogend onderdeel, maar je laten hóren is daarbij ook belangrijk.
Begrippenoverzicht


28. Jerez de la Frontera
Er is sinds lange tijd een polemiek tussen Sevilla en Jerez de la Frontera: beiden zijn van mening dat in hun plaats het hart en de oorsprong van flamenco ligt. Deze discussie zal wel nooit beslecht worden. Dat flamenco uit Andalucía komt leidt geen twijfel.

De la Frontera betekent 'van de grens'. De oorsprong van de naam, net als die van de naburige stadjes zoals Arcos, Chiclana en Morón de la Frontera, komt van een eerdere grens, die tussen het Moorse koninkrijk van Granada en die van het katholieke Castilië. Jerez zelf was tussen 711 en 1264 in handen van de Moren en heette toen Scherisch, waar de verklaring begint voor het eerste deel van de stadsnaam én zijn belangrijkste wijnsoort. Veroverd door de Spanjaarden, ging de welvarende stad Xerez en later Jerez heten, en dat is in Spanje de naam van sherry. En dat laatste komt weer omdat de Angelsaksische landen het Arabische Scherisch omzetten in Sherries.

Twee wijken zijn doordrenkt met flamenco, Santiago aan de westkant en San Miguel ten zuidoosten van het centrum. Daar vestigden zich eeuwen geleden de zigeunerfamilie's die flamenco in stand hielden en verder ontwikkelden. Er zijn veel bij mij bekende flamencoartiesten die uit Jerez vandaan komen / kwamen, zoals de bijvoorbeeld de zangers José Mercé, Fernando Terremoto, La Macanita, Capullo de Jerez, Manuel Agujetas, Fernando de la Morena, Nano de Jerez, David Lagos, Londro en Carmen Grilo. De bij mij bekendste gitaristen uit Jerez zijn Moraíto, Gerardo Núñez, Paco Cepero, Parilla de Jerez, Juan Diego, Antonio Higuero, Sorderita en Diego Carrasco. En tot slot zijn de bij mij bekendste dansers uit Jerez; Mercedes Ruíz, Joaquín Grilo, Domingo Ortega, Andrés Peña, Antonio el Pipa en María del Mar Moreno.

Centro Andaluz de Flamenco
"Centro Andaluz de Flamenco" in Jerez

In 1958 werd er de Cátedra de Flamencología opgericht; een studiecentrum voor flamenco. De Cátedra zit in het gebouw van het "Centro Andaluz de Flamenco" in Jerez.
Jaarlijks is er in Jerez een groot 2 weken durende flamencofestival in de periode eind februari - begin maart.
Begrippenoverzicht


29. Jondo
Jondo is het Andalusische woord voor het spaanse "hondo" of "fondo"; dit staat voor diep, bodem of de kern. De oudste vorm van flamenco(zang) wordt ook wel aangeduid met "cante jondo".
In eerste aanleg werden daar de gezangen mee bedoeld die niet instrumentaal begeleid werden, zoals de martinetes en tonás. Daarna werd het een verzamelbegrip om de meest diepe en serieuze vormen mee aan te duiden. De teksten gingen / gaan veelal over de dood, het geweld, de onderdrukking, kortom de droefenis van het bestaan. Deze vormen (zoals de seguiriyas en de soleá) zijn de basis waar de andere palos van afgeleid zijn. De cante jondo is de tegenhanger van de cante chico; de lichte en humorvolle vormen, zoals bijv. tanguillos en bulerias.
Begrippenoverzicht


30. Juerga
Een juerga is de meest traditionele verschijningsvorm van flamenco. Het is een spontane / toevallige bijeenkomst waarbij er flamenco gezongen en gedanst wordt, veelal door lokale liefhebbers en artiesten. De kern van het samenzijn is het zingen van- en luisteren naar flamencozang. Improvisatie wordt er dan met hoofdletters geschreven.
Begrippenoverzicht


31. Llave de oro del cante
De "Llave de Oro del cante" is / was een prestigieuze onderscheiding, slechts aan zeer weinigen toegekend, als eerbetoon voor bewezen diensten ten gunste van flamenco.
De toegekende trofee woog ruim 2 kg (2, 0376 kg om precies te zijn) en was gemaakt van puur zilver. Gezien de naam (oro = goud), zal het vervolgens dan wel verguld zijn. De sleutel is een model van de sleutel van de stierenstallen van de Plaza de Toros in Málaga.
llave de oro Deze prijs werd tussen 1868 en 2005 slechts 5 maal uitgereikt aan zangers. De eerste werd waarschijnlijk door een groep zigeuner flamencoaficionaos (anders dan bij de daaropvolgende toekenningen) uitgereikt aan Tomas "el Nitri" in 1868. De prijs zou meer aan gewicht gewonnen hebben als destijds de uitreiking het gevolg was geweest van een zangwedstrijd, maar dat was dus niet zo...
De daaropvolgende uitreiking werd verricht in een tijd van vele wedstrijden geinitieerd als gevolg van de push die gegeven werd door de o.a. door Federico García Lorca georganiseerde wedstrijd "El Concurso de Cante Jondo" in 1922 in Granada.

De overige winnaars zijn: Manuel Vallejo in 1926, Antonio Mairena in 1962, Camarón de la Isla in 2000 (omstreden omdat de prijs bedoeld was voor levende artiesten, en Camarón de prijs posthuum toebedeeld kreeg, op 5 december 2000; precies 50 jaar na zijn geboorte en ruim 8 jaar na zijn overlijden) en de laatste aan Fosferito in 2005. Bij deze laatste werd meteen besloten door de Andalusische overheid dat dit ook echt de laatste was; er zou geen llave de oro meer uitgereikt gaan worden.
Op een of andere manier heeft blijkbaar de Andalusische overheid zich dus het recht toegeëigend om deze prijs uit te reiken; dat is echter nergens op gebaseerd, dus het zou mij niet verbazen als in de toekomst ooit weer een groep aficionaos opstaat en de prijs wederom toekent... Eigenlijk hoop ik dat ook gewoon.
Begrippenoverzicht


32. Llamada / Desplante
Een llamada betekent letterlijk een "(op)roep". Het is een danssignaal waarmee de danser(es) de gitarist of de zanger waarschuwt dat er een verandering van ritme of de overgang naar een volgend deel van de dans aankomt. Ook wordt het gebruikt om "aan te kondigen" dat een danser(es) zijn/haar dans begint of afsluit. De danser(es) vestigt daarmee de aandacht op de dans.

Desplante betekent letterlijk een "uitval", een "snauw" of een "brutaal antwoord". Een desplante is een dansstuk dat gezien kan worden als een verlengde llamada en kondigt dus ook een verandering van tempo of overgang naar een ander dansdeel aan. Het verschil zit 'm met name in de lengte waarbij een desplante langer duurt dan een llamada. In het algemeen (hij kan dus ook nog langer zijn) kun je zeggen dat in een compás van 12 tellen een desplante 24 of 36 tellen duurt. In een compás van 4 tellen, duurt een desplante 2 maal 8 tellen.
Begrippenoverzicht


33. Lunares
Lunares is afkomstig van het spaanse woord "Luna": maan. De - volle - maan is altijd een belangrijk symbool in de zigeunercultuur geweest. De maan was magisch in hun ogen en een afbeelding van een volle maan zou beschermen tegen het "boze oog". Jurken met daarop het bolletjespatroon wordt door een grote groep mensen gezien als "echt flamenco" en door vele anderen ook wel gezien als een kenmerk van ouderwetse, clichématige, flamenco. Toch zal het bolletjespatroon niet snel uit de kleding verdwijnen binnen flamenco; daarvoor is het blijkbaar een te aantrekkelijke afbeelding en hoort het tè zeer bij flamenco.

Voorbeelden van danseressen met bolletjesjurken aan (lunares)
v.l.n.r.: Manuela Carrasco, Juana Amaya, Rafaela Carrasco en Merche Esmeralda

Begrippenoverzicht


34. Mantón
Een mantón is een vierkante omslagdoek die dubbelgevouwen vanuit de twee tegenoverliggende hoeken als een driehoekige doek gebruikt wordt. De bekendste vorm is een zgn. mantón de Manila. Deze is herkenbaar aan de borduursels en het feit dat deze gemaakt is van zijde.
Van oorsprong is de mantón afkomstig uit China. De doeken werden in de 16e eeuw ingevoerd via de Phillipijnen, een toenmalige Spaanse kolonie (hoofdstad van de Phillipijnen is sinds 1595 Manilla), en arriveerden in Spanje via de haven van Sevilla. Ze werden direct populair bij de vrouwen van Sevilla, zowel om in hun dagelijks leven op straat te dragen als dat ze in fabrieken over hun werkkleding gedrappeerd werden. De Chinese borduursels van m.n. draken werden vervangen door fleurige en kleurige geborduurde bloemen.

Maria Pages danst met manton
María Pagés (foto: Luis Castillo)

Flamencozangeressen en danseressen namen het vervolgens op als kledingstuk / dansattribuut. Vooral de danseressen die afkomstig waren van de zgn. "Sevillaanse school" stonden erom bekend de mantón in hun dansen te gebruiken. In de afgelopen decenia waren het m.n. Matilda Coral, Blanca del Rey en, van recentere datum, Milagros Menjíbar, Belén Maya en María Pagés die o.a. bekend werden om het gestilleerde gebruik van een mantón in hun dansen.
Hoewel het wellicht anders lijkt is het bij de aanschaf beter, als je ermee wilt dansen, om een zwaardere en grotere mantón te kopen i.p.v. een lichte kleinere. Hoewel een zwaardere mantón ook duidelijk zwaarder is en zwaarder danst, valt de doek wel mooier.
Begrippenoverzicht


35. Marcaje
Marcajes (markeerpassen) zijn karakteristieke danspassen binnen flamenco die uitgevoerd worden tijdens de zang en die het ritme en de accenten benadrukken. Het zit normaal gesproken tussen de opkomst van de danseres en het voetenwerkgedeelte (escobilla). Het zijn geen technisch moeilijke passen en ze zijn vrijwel geluidloos (om de zang niet te verstoren; dus uit respect voor de zanger). Tijdens de marcajes is er wel meer aandacht voor de armbewegingen.
Begrippenoverzicht


36. Misa Flamenca
Een misa flamenca is - wat het woord al zegt - een flamenco kerkdienst / mis. Tijdens de dienst wordt de muzikale omlijsting verzorgd door flamencoartiesten, veelal incl. flamencodans. De bekendste misa flamenca die opgenomen is, is de versie van Paco Peña. Daarin zingen o.a. La Susi, El Chaparro, Diego el Cigala en Guadiana, naast uiteraard het gitaarspel van Paco Peña.
Mensen die een traditionele katholieke hoogmis gewend zijn en waarderen, zullen er wellicht niet door geraakt worden, want de sfeer is er anders.

 

Begrippenoverzicht


37. Palante / Patras
Deze uitdrukkingen slaan m.n. op de positie waarin de zanger verkeert als hij zingt. Zingt hij "solo" (met gitarist) dan noemen we dat "cantar para delante"; dat "para delante" is in het spraakgebruik ingekort en samengevoegd tot palante. Para delante betekent letterlijk "naar voren".

David Palomar zingt palante
David Palomar zingt palante

Als de zanger echter zingt in de muzikale begeleiding van een danser, dan noemen we dat "cantar para atras" wat dan weer samengevoegd werd tot "patras". Para atras betekent letterlijk "naar achteren" (dus ook achter de danseres).

David Palomar zingt patras
David Palomar zingt patras

De meeste flamencozangers beginnen in hun jeugd met zangbegeleiding van danslessen, vervolgens gaan ze het podium op om dansoptredens te begeleiden en als ze een echt goede stem of in ieder geval een stem die mensen erg aanspreekt hebben, waarmee ze ook zelfstandig een programma kunnen dragen, gaan ze "solo": ze zingen dan palante.
Er zijn zanger(essen)(s) die, eenmaal van patras naar palante "gepromoveerd", weigeren om nog ooit dansbegeleiding te zingen; ze zien dat waarschijnlijk als een degradatie en misschien wel zelfs als een belediging van hun zangkwaliteiten. Zo is er een voorval bekend van la Paquera de Jerez. Zij werd uitgenodigd door een Japanse danseres om naar Japan te komen. Paquera dacht om palante te zingen, maar eenmaal daar aangekomen bleek al snel dat de bedoeling was om in de begeleiding van de Japanse danseres te gaan zingen. Beledigd weigerde Paquera om dat te doen, waarna de Japanse danseres dreigde hun reis- en verblijfkosten niet meer te betalen. Paquera koos eieren voor haar geld en besloot om dan toch maar patras te zingen....
Begrippenoverzicht


38. Palmas
Met "palmas" wordt het ritmisch handgeklap bedoeld dat dient ter begeleiding van zang, gitaar en dans. Het lijkt vreemd om klappen te gaan oefenen (stel je zou het willen leren en ook een keer bij een flamencofeestje willen meeklappen) omdat het er zo simpel uitziet en we al vanaf onze babytijd in staat zijn om te klappen; al was het maar van plezier! De uitdaging zit hem echter in de soorten gewenste geluiden uit je handen te krijgen en daarin steady te blijven en daarnaast om vooral ritmisch te blijven klappen; tijdens een optreden is de klapper degene die de boel in de maat houdt. Verder wordt je als klapper nogal eens verrast door wat een zanger, gitarist of danser opeens doet en dat zou je van je stuk kunnen brengen. Dus oefenen om goed te kunnen klappen is belangrijk en geeft je ook het zelfvertrouwen dat wat er ook gebeurt je niet de boel in het honderd gaat lopen klappen....


Een voorbeeld van het klappen bij een Alegrías  

Er zijn in principe twee soorten handklap: sordas en claras.
Sordas is de doffe klap waarbij m.n. de twee handpalmen elkaar raken in de klap.
Bij claras is er sprake van drie of vier vingers van de ene hand die de handplam van de andere hand raken; daarbij hoor je - als je het goed doet - een felle hoogklinkende klap; soms is het even zoeken naar de juiste plek om de handplam te raken voordat het juiste geluid eruit komt.

Er wordt, naast allerlei improvisatie en aangeleerde standaardvariaties, zowel ín de maat geklapt als contratiempo. Indien twee klappers (palmeros) samenwerken en de ene klapt de maat en de andere contratiempo klinkt dat bij hoge snelheden redelijk spectaculair.

Of je de harde of de doffe klap gebruikt hangt vooral bijvoorbeeld er vanaf of de zanger zingt (doffe klap) of de gitarist een falseta speelt (doffe klap) of dat het voetenwerk van een danser begeleid wordt (vaker harde klap). Het hangt ook enigszins samen met de palo die gezongen wordt; tijdens een soleá zal niet snel een harde klap gehoord worden, maar tijdens een bulerías wel. Het is een kwestie van aanvoelen, mocht je ooit begeleidend gaan klappen.

Doe bij een voorstelling je medetoeschouwers een plezier; ga niet lekker hard meeklappen, zeker niet als er al klappers op het podium zijn. Bewaar je harde klap........... voor het applaus.
Begrippenoverzicht


39. Palo (seco)
Een palo is binnen flamenco een "stijl". Letterlijk betekent het een stok(slag). Waarschijnlijk is dit woord in flamenco terechtgekomen omdat men vroeger het ritme van een palo aangaf door met een stok op de grond te tikken. Het woord "palo" heeft geen grote historie aangezien het pas halverwege de tweede helft van de twintigste eeuw in flamenco in gebruik werd genomen door steeds meer mensen. Daarvoor gebruikte men altijd "estilo" of "variación" of "variante".
Er zijn erg veel palos binnen flamenco. Binnen flamencozang kan zelfs een bepaald gezang onder een andere (sub-)palo vallen als het thema afwijkt; als je dus geen spaans verstaat heb je niet eens in de gaten dat het een andere (sub-)palo betreft dan je dacht! Dat is binnen het gitaarspel - uiteraard - niet het geval.

 
Martinete uitgevoerd door o.a. Enrique Morente en El Londro

Met een palo seco wordt onbegeleide zang bedoeld m.u.v. soms een ritmische begeleiding (bastón, slaan op een aambeeld of tafel). Een voorbeeld van een palo seco is martinete.

Een speurtocht naar diverse palos heeft me een lange lijst opgeleverd. Daarin staan palos die zowel een hoofdvorm aanduiden (stel; Soleá), als palos die de plaatsnaam waar ze vandaan komen hebben (Bulerías de Jerez), als die een persoonlijke naam hebben gekregen (Malagueña de Chacón). Bij de hoofdvormen kom ik tot ongeveer 70 stuks en incl. de subvormen die genoemd zijn naar personen/streken/steden/dorpen tot een aantal van ongeveer 275, en dat is nog maar een tussenstand na een zoektocht over internet....

Binnen flamenco is het niet meer mogelijk nog nieuwe palos erbij "te bedenken". Flamenco ligt wat dat betreft redelijk "vast" en is dus vergelijkbaar met klassieke muziek op die manier.

Je hebt drie mogelijkheden wat betreft de maatsoort: in tweeën, in drieën en een combinatie daarvan (bijv. in twaalven), vervolgens kun je het op de gitaar spelen c.q. begeleiden por abajo, por medio en por ariba, en je kunt het in een rustig, gemiddeld of snel tempo spelen. Daarnaast kun je het "libre" spelen en dan heb je geen regelmatig, vast ritme, maar varieer je steeds.
Al de mogelijke combinaties leiden tot een bestaande palo.
Begrippenoverzicht


40. Peña Flamenca
In heel Spanje ontstonden in de periode 1950 en volgende jaren "flamencoclubs", peñas genaamd. Hier kwamen - en komen - liefhebbers bijeen om m.n. naar flamencozang te luisteren, live of opgenomen, en om de bijzonderheden, de stijl en de geschiedenis te bespreken. Peñas zijn overigens niet exclusief iets van flamenco. Er zijn zeer veel soorten peñas op allerlei gebied; van supporters van voetbalclubs via liefhebbers van stierenvechten tot fanatieke carnavalvierders. In Spanje - en daarbuiten - zijn er vele peñas flamencas.

Peña flamenca Al-Andalus in Antwerpen
Peña Flamenca Al-Andalus in Antwerpen

In Nederland worden er ook wel eens - al dan niet regelmatig - peñas georganiseerd. Dat zijn dan NIET de peñas zoals hierboven omschreven, maar meer periodieke bijeenkomsten die veelal georganiseerd worden om te dansen, vaak sevillanas, soms flamenco. De - volgens mij - enige peña flamenca in onze buurt ligt in Antwerpen; "peña al Andalus" (http://www.alandalus.be), Vorstermanstraat 1.
Begrippenoverzicht


41. Quejio

Quejío, van het Spaanse 'quejido' (= jammerklacht), is afgeleid van het woord quejar, wat "klagen" betekent. Uitgebreider betekent het geklaag, jammerklacht, gekerm, gekreun. Het ziet op de klagende zang en de gezongen "uithalen" waarmee een zanger een - in het algemeen serieuzere - palo begint en heeft ook als functie het inzingen door de zanger. In het algemeen is dit het deel waar vaak naar verwezen wordt door niet-kenners als ze het over flamencozang hebben en dan refereren aan het ge-"ay-ay-ay....".
Begrippenoverzicht


42. Rasgueado / Tremelo / Arpeggio / Picado / Alzapúa
Hieronder probeer ik een paar (flamenco)gitaartechnieken uit te leggen, voorzover ik dat kan...

Rasgueado:
Er zijn in principe twee verschillende rasgueado's; eentje waarbij je alleen de vingers gebruikt voor de aanslag en de andere waarbij de beweging vnl. in de pols zit (een techniek die ook wel de "abanico" genoemd wordt)..

De rasgueado waarbij alleen de vingers gebruikt worden: je krult 4 vingers (niet je duim...) losjes in je handplam en laat - beginnend bij de pink - de toppen van je vingers achtereenvolgens over de snaren naar beneden gaan. De ringvinger mag al beginnen als de pink nog niet beneden is; je hoeft dus niet een vinger "helemaal af te maken" voordat je met de volgende start.
Het wordt echt ingewikkeld als je een doorgaande rasgueado wilt spelen. Er lijken twee manieren te zijn: de eerste is om ervoor te zorgen dat als de wijsvinger zijn beweging omlaag maakt, de pink alweer omhoog bewogen is zodat die gelijkaansluitend de volgende kan inzetten. Deze manier wordt bijv. gebruikt door Juanito Serrano. De andere meer gebruikte manier is om een ragueado niet uit 4 maar uit 5 aanslagen op te bouwen, waarbij je met de vijfde aanslag de wijsvinger (en de andere vingers) weer omhoogtrekt en vervolgens doorgaat met weer vanaf de pink aan te slaan. Rasgueados kun je spelen met 1, 2, 3 of 4 vingers.
In dansbegeleiding gebruik je soms een rasguado die "abanico" genoemd wordt; om een meer krachtig effect te verkrijgen gebruik je de middel- en de ringvinger samen.
Hieronder een (betere-) uitleg:


De rasgueado waarbij de beweging vnl. vanuit de pols komt is anders. De aanslag vindt plaats door achtereenvolgens de duim omhoog aan te slaan, de ringvinger omlaag en afsluitend de wijsvinger omlaag. Maar er is ook een variant waarbij de duim omhoog gaat gevolgd door de middelvinger omlaag en de duim omlaag, etc. Zie hieronder een voorbeeld:

 

Tremelo:
De tremelo is een aanslag die ook nogal ingewikkeld is. Hij bestaat uit het aanslaan van een bassnaar met de duim, gevolgd door het - omhoog - aanslaan / plukken van (meestal één) treblesnaar door achtereenvolgens de wijsvinger - ringvinger - middelvinger - wijsvinger. Een tremelo bestaat dus uit 5 aanslagen. De illusie van twee gitaristen die samenspelen wordt hiermee gewekt. Voor een voorbeeld, zie hieronder:


Arpeggio:
Arpeggio is een techniek waarbij de tonen van een akkoord apart gespeeld worden. Zie hieronder een uitleg:

 

Picado:
De picado techniek ziet vooral op het met de wijs- en middelvinger bespelen van de snaren. Voor een voorbeeld zie hieronder:

 

Alzapúa:
Púa betekent o.a. plectrum en alzar betekent optillen, opheffen. Pulgar betekent duim, en daarmee wordt gewoon de vallende aanslag van de duim mee bedoeld. De alzapúa wordt vaak in drie stappen gespeeld
- vallende aanslag duim op een bassnaar
- vallende aanslag duim op de rest van de snaren
- opslag duim terug naar de bassnaren
Maar het wordt natuurlijk in allerlei variaties gebruikt en bij stukken die je met de duim speelt, worden heel vaak nog enkele alzapua slagjes tussendoor gespeeld.

 

Begrippenoverzicht


43. Redoble
Een klein, kort snel voetenwerk, meestal van 4 of 5 "voettikken". De start van de redoble is veelal in de opmaat (de contra-tel of nét voor de eerste tel). Dus je eindigt in dat geval de 4 of 5 tikken òp de maat. Maar er zijn vele variaties te maken, ook die òp de maat beginnen en òp de maat eindigen.
Bijvoorbeeld; Linkervoet tacón / rechtervoet golpe / rechtervoet golpe / linkervoet golpe.
Een redoble kun je in principe in alle voetenwerk gebruiken om het geheel dynamischer te maken.
Begrippenoverzicht


44. remate-cierre-macho-coletilla-subida-respuesta
Remate:
Passage in de muziek die dient als rustpunt of als afsluiting. Remate en cierre zijn vergelijkbaar. De remate sluit een stuk af en voor een danser is het vaak een reactie op hetgeen de zanger zojuist gezongen heeft of de gitarist gespeeld heeft.

Cierre:
Een cierre is een afsluiting van het compás of van de hele dans in de vorm van een soort llamada.

Macho:
Het is gebruikelijk bij diverse palos om ze in een sneller tempo en met een andere palo (wel met dezelfde structuur; beiden bijvoorbeeld in twaalven geteld) af te sluiten. Dat gebeurt dan aan het einde van een nummer door een soort van korte toevoeging aan de oorspronkelijke palo. Bijvoorbeeld: Tientos en Tarantos worden veelal afgesloten met een klein stukje Tangos. Solea en Alegrias worden vaak afgesloten met een klein stukje Bulerias; dat noemen we dan de macho.

Coletilla:
Een coletilla is een korte toevoeging. Het is afgeleid van "cola", dat staart of, bij een jurk (een bata de cola), sleep betekent. Het is dus een klein gezongen stukje om de zang of de dans te beëindigen. Het wordt dan ook gezongen als de danser(es) zijn/haar salida doet. Er zijn ook hierin weer enige variaties, waarbij een coletilla soms ook juist aan het begin gezongen wordt bij de entrada van een danser(es).

Subida: Een plotselinge tempowisseling zoals bijvoorbeeld een snel voetenwerk midden in een Tientos (die in het algemeen een langzaam tempo heeft). De subida wordt dan gebruikt om op te voeren naar dat snelle voetenwerk.

Respuesta: Een "reactie", vaak d.m.v. een voetenwerkje, op zang door een danser.
Begrippenoverzicht


45. Salida / Entrada
Een entrada wordt zowel gebruikt binnen zang en gitaar als binnen de dans.
Voor de zang bestaat het veelal uit de zo vaak gememoreerde uithalen als niet-liefhebbers het hebben over flamenco (ayayay). Overigens kan men soms aan de wijze van inzingen horen welke palo hij gaat zingen (mocht je dat nog niet aan de entrada van de gitarist gehoord hebben...): soleares beginnen vaak met "lèlèlè", siguiriyas met "ayayay" en alegrías met "tirititran". Voor een gitarist is een entrada veelal een introducerende falseta en voor de danser het oplopen en het begin van zijn/haar dans.

Binnen flamenco wordt de term salida zowel voor het opkomen gebruikt (zoals hierboven omschreven bij de entrada) als bij de afsluitende llamada en het aflopen. Het is niet anders, ze maken er geen verschil tussen...
Begrippenoverzicht


46. Soleá
Soleá is een flamencostijl (een palo) uit de eerste helft van de 19e eeuw die gezien wordt als de basis van alle andere stijlen. Ze wordt daarom ook wel "de moeder van flamenco" genoemd. Het woord soleá is afkomstig van soledad; eenzaamheid. Het is een van de basisstijlen binnen flamenco m.n. voor de stijlen die in twaalven (twaalf tellen) zijn. Uit de soleá zijn palos als alegrías en bulerías voortgekomen.
Dé soleá bestaat niet, gezien de grote diversiteit aan afgeleide vormen die de soleá kent. Deze werden zowel naar ontstaansplaatsen genoemd (soleá de Triana of -de Utrera of -de Jerez of -de Lebrija) als naar variaties die bepaalde zangers beroemd gemaakt hebben (soleá de Chacón of -de Enrique el Morsilla of -de Manuel Torres of die van Tomás Pavón).
Deze palo werd bij aanvang vooral gezongen om dans te begeleiden maar vervolgens werd deze zowel gezongen, als gespeeld (gitaar), als gedanst.
De stijl past goed bij bailaoras omdat de typsche bewegingen van de dans veelal bovenlichaam- en armbewegingen bevat en er veel marcajes in gedanst worden. Tegenwoordig is er wel een trend zichtbaar dat er ook in de soleá veel voetenwerk gedanst wordt. Dansers die bekend zijn om hun uitvoering van de soleá zijn o.a. Eva la Yerbabueana en Guïto.

Eva la Yerbabuena
Eva la Yerbabuena (Ana Palma)
El Guïto
El Guïto (Deflamenco.com)

Gitaristen spelen een soleá in mineurakkoorden en het spel is vrijwel gelijk aan de polo en de caña. De gezongen teksten gaan veelal over de dood, verloren liefdes, kortom; het zware leven.

Realiseer je - en dat geldt voor alle flamencodansen - dat als je bijv. een soleá geleerd hebt, het nog steeds niet zoiets is als bij een sevillanas; er bestaat geen vaste choreografie! Wel bestaan er redelijk standaard indelingen binnen een dans, maar ook die kunnen in samenspraak met zanger en gitarist deels aangepast worden. Dus denk niet dat als je een soleá geleerd hebt, het niet meer uitmaakt wanneer en waar en met welke artiesten je een soleá gaat "doen": zonder diepe kennis van de palo (en overleg) bestaat de grote kans dat het fout gaat...
Begrippenoverzicht


47. Soniquete
Soniquete betekent eigenlijk (flamenco)muzikaliteit. Als iemand soniquete bezit, dan voelt hij/zij flamenco goed aan en speelt de ritmes op een juiste manier waardoor er de beoogde schwung ontstaat. Soms wordt er wel eens gezegd dat je het compás en de techniek in je hoofd beleefd maar de soniquete in heel je lichaam. Je bezit dan een muzikaal flamencogehoor en kunt dat via een instrument of je stem ook uiten en anderen meenemen in dat ritme en gevoel.
Begrippenoverzicht


48. Tablao
Tablao betekent letterlijk een houten podium. Het is afkomstig van het woord "tabla": plank, plaat of (tafel)blad, waarop in de cafe cantantes vroeger zigeunerdanseressen dansten en is thans een gelegenheid / bar-restaurant waar live-flamencovoorstellingen te zien zijn. Ze ontwikkelden zich in de tweede helft van de vorige eeuw na afloop van de cafe-cantanteperiode. Bekende tablaos zijn o.a. El Corral de la Moreria en Cafe de Chinitas in Madrid, El Cordobès in Barcelona en Los Gallos en El Arenal in Sevilla.
Begrippenoverzicht


49. Tacón-punta-planta-golpe, etc.
Hieronder de uitleg van een paar begrippen binnen het flamencovoetwerk:

Tacón: letterlijk "hak".
De bedoeling is dat je de grond krachtig raakt met de hak van de dansschoen.

Punta: letterlijk "punt".
De bedoeling is dat je achter je met je punt van de schoen tegen de grond tikt.

Planta: letterlijk "voetzool".
De bedoeling is je met de bal van de voet de grond raakt.

Golpe: letterlijk "klap" of "slag".
De bedoeling is dat je de grond raakt met de hele voet.
Het wordt ook gebruikt om binnen het gitaarspel een accent aan te duiden. Binnen het castañuelas bespelen is het het moment dat de castañuelas tegen elkaar gespeeld worden.

Hieronder zie je een voorbeeld van enkele bedoelde voettechnieken.
Op seconder 0:16 zie je puntas.
Vanaf 1:07 min zie je een combinatie: planta - tacón - golpe - golpe.

 

Saflán / Chufla: Letterlijk weet ik niet wat Saflán betekent en heb het ook niet kunnen vinden. Het lijkt er meer op dat het een woord is om uit te drukken wat je hoort / ziet als je deze pas doet en dat veelal gebruikt wordt binnen flamencodanslessen door docenten in Spanje. Dus waarschijnlijk is het geen bestaand Spaans woord. Voor dezelfde beweging gebruiken ze ook het woord Chufla, wat letterlijk "grapje" betekent of "ergens de draak mee steken".
Wat je doet is het volgende: Je doet bijv. rechts een golpe en gelijktijdig zet / schuif / "gooi" je je linkervoet - zonder helemaal los te komen van de grond - naar voren. Gevolgd door weer een golpe met je linkervoet en gelijktijdig zet / schuif / "gooi" je je rechtervoet naar voren.
Het is moeilijk om duidelijke voorbeelden daarvan te vinden, vooral omdat dansers het vaak tussen andere passen door doen en nogal eens "al lopende". In onderstaande video zie je Farruquito het een paar maal doen vanaf 2:46 min; hij doet daar steeds twee achtereenvolgende saflanes op de accenten die je hoort.

 

Látigo
Látigo: letterlijk "zweep(slag)". De bedoeling is dat je een voet naar voren "schopt" en weer gelijk terugtrekt. Daaarbij raakt de punt van je schoen de grond vlak voordat je de voet weer terugtrekt waarbij je wéér de grond raakt. De beweging "schop-trek terug" leidt dan tot twee geluiden. Als ik het zo lees denk ik "waar gáát dit het over? Hahaha"... Ik ben maar eens op zoek naar een filmpje gegaan. In de secondes 1:46, 1:52 en 1:54 is het - heel kort - zichtbaar. In seconde 1:47 kun je afleiden aan haar beweging dat ze het ook nog een keer doet, maar daar zijn haar voeten niet zichtbaar.

 
Sara Baras danst een farruca

Begrippenoverzicht


50. Tocar / Tocaor(a)
Tocar is een overgankelijk werkwoord wat letterlijk "spelen op" of "bespelen" betekent. Tocaor of Tocaora (= vrouwelijk) betekent "degene die speelt" of de bespeler. Het wordt standaard binnen flamenco gebruikt om de gitaarspeler aan te duiden. Het juiste Spaanse woord zou
Tocador(a) zijn, maar zoals met wel meer woorden: indien iemand binnen de flamencowereld bedoeld wordt gebruikt men de Andalusische verbastering, waarbij de tussenliggende "d" wegvalt. Op die manier is het een exclusief flamencowoord / -aanduiding geworden. De gitaarwereld wordt beheerst door mannen, maar er komen momenteel een paar vrouwelijke gitaristen naar voren.

Laura Gonzalez en Antonia Jimenez
Laura González en Antonia Jiménez; tocaoras

Begrippenoverzicht

 
neem contact op
Communicatie
Flamenco
Nieuwsberichten
Artistas
Agenda optredens
Winkelen (op een andere site)
Andere cultuuruitingen
flamencoschoenen
Danslessen nemen
Gitaarles nemen
Flamenco canon bekijken
Column lezen!
Pijsvraag winnen!
Dansschoenen kopen
Dansrok kopen
Flamenconieuws lezen!
Nieuwsbrieven lezen of op abonneren
Mail ons via:
Link naar pagina waarop je feedback kunt geven
Link nar pagina waarop je je kunt aanmelden om de nieuwsbrief te ontvangen
Link naar pagina waarop de nieuwste prijsvraag staat en waar vanaf je de oplossing kunt insturen
Link naar pagina waarop je tweedehands zaken te koop kunt vragen of aanbieden middels een advertentie
Link naar pagina waarop je een verzoek tot linkuitruil kunt indienen

 

 

 

Graag ontvang ik je kritiek, verbetervoorstellen of aanvullingen
Copyright                  Sitemap                 Links                  Privacy
Zonnebloemveld in Andalucía