Ingezonden verhaal van Erik van Goch
31 december 2016:
Normaal gesproken plaats ik een column, een verhaal van iemand binnen de flamencowereld, op een aparte pagina.
Afgelopen week ontving ik de allerlaatste column die geschreven werd door Hans van Goch zelf, mede-oprichter van de flamencogitaarafdeling aan het Rotterdamse Conservatorium.
Inmiddels is Hans halverwege afgelopen augustus overleden. Ik vond dat een mooie “laatste column” voor een site die stopt.
Maar zoon Erik, die natuurlijk die een groot deel van de door Hans beschreven periode heeft meegemaakt wilde ook zijn visie op die periode geven. Natuurlijk werk ik daaraan mee; eigenlijk is het immers een column, van een flamencogitarist, alleen: ik had al met mezelf afgesproken dat Hans’ column (de 44e) de laatste zou zijn…
Het verhaal van Erik plaats ik toch (hoewel Erik zelf zoiets had van : “joh, laat maar, misschien is het iets om straks over een paar jaar wellicht de site weer mee te openen”).
Bescheidenheid is – vind ik – een mooie eigenschap, maar die was nu even niet op z’n plaats. Vader én zoon die over een deels vergelijkbare periode schrijven kán ik niet negeren of opbergen: dat moét ik gewoon plaatsen.
Daarom dan niet in de vorm van een column, maar op deze plek, onder de nieuwsberichten. Daar blijft hij overigens wel tot in lengte van dagen staan om te lezen, want de site stopt er vanaf morgen mee.
Het lijkt mij overigens een goed plan om éérst de column van Hans van Goch te lezen en aansluitend het verhaal van Erik hieronder.
"Hoe ik die jaren heb ervaren"
door Erik van Goch
(zoon van Hans en flamencostudent van ‘t eerste uur van 1985 tot 1993)
Ik ben geboren in 1962 dus een jaar of 4 voor mijn vader de overstap maakte van een leven als uitvoerend musicus naar dat van docerend musicus. De klank van de klassieke gitaar heb ik altijd beschouwd als de eerste taal die ik ooit leerde en al op heel jonge leeftijd was ik in staat de door mijn vader gespeelde stukken noot voor noot mee zingen (inclusief de fuga’s van Bach zou mijn vader me nu aanvullen). Toen ik oud genoeg was om voor het eerst een concert van hem bij te wonen, schijn ik heel verbaasd te zijn geweest dat hij alles in 1 keer achter elkaar doorspeelde, zonder stukken over te slaan of andere stukjes eindeloos te herhalen zoals ik thuis gewend was. Toen ik hoorde dat er maar liefst een knaak entree voor me betaald was merkte ik op “dan had ik liever het geld gehad”.
Ik zal een jaar of 5 geweest zijn toen ik voor het eerst een gitaar op schoot kreeg, niet om op te spelen maar gewoon om dat eens te ervaren. Als kind imiteer je je omgeving dus ik zat in een keer perfect. Mijn vader heeft daar toen vlug een foto van genomen die in getekende vorm in een van zijn lesboeken is terecht gekomen als voorbeeld van hoe te zitten, tamelijk ironisch als je bedenkt dat dat de enige keer ooit was dat hij me op een correcte speelhouding heeft kunnen betrappen. Ik herkende mezelf later in wel meer van zijn opgetekende leswijsheden. Over het lesgeven aan kinderen schrijft hij ergens “thuis spelen ze de meegegeven oefeningen vaak maar 1 keer door en er wordt niet extra geoefend op lastige passages, integendeel juist wat lekker loopt wordt eindeloos herhaald. Wil je dus dat ze een bepaalde oefening meer dan 1 keer doen geef ze dan meerdere oefeningen met hetzelfde probleem mee en neem die ook door in de les”. Ik heb hem recentelijk gevraagd of die waarnemingen niet te veel op mij waren gebaseerd maar volgens hem gold dat in zijn algemeenheid voor vrijwel alle leerlingen.
JAREN 70
Het echte gitaarspelen begon toen ik 9 was (destijds de gebruikelijke aanvangsleeftijd in die kringen) waarbij ik wekelijks een uur gitaarles kreeg op de plaatselijke muziekschool. Ik deelde die les met 2-3 anderen en uit mijn vaders memoires begrijp ik dat dergelijke groepslessen destijds nog behoorlijk omstreden waren (met veel dingen was mijn vader de eerste). In de loop der jaren vielen mijn lesgenoten overigens 1 voor 1 af totdat alleen ik nog over was. Ik bleef overigens wel gewoon les krijgen op de muziekschool en niet thuis. Mijn vader meldt in zijn cv dat hij vanaf 1970 met het geven van gitaarlessen bij de muziekschool Hoeksche Waard is gestopt en daar vanaf die tijd alleen nog orkestgroepen deed, maar dat klopt niet helemaal met mijn herinnering want ik ben pas rond die tijd gaan lessen en heb naar mijn gevoel een paar jaar les van hem gehad, al kreeg ik in latere jaren inderdaad steeds vaker les van vervangende leraren.
Ik zal een jaar of 11 geweest zijn toen mijn vader me vroeg om als bassist toe te treden tot zijn jeugdorkest (er zaten al meerdere gitaristen in dat ensemble en een bassist werd nog node gemist). Ook dat jeugdorkest was een novelty waar velen bedenkelijk naar keken, de violist van het gezelschap deed het zelfs achter de rug van zijn lerares om, want die had hem nadrukkelijk verboden zich met zoiets mins in te laten. In die tijd stond Jesus Christ Superstar op het programma waarmee we her en der optraden. Op een goede dag bleek ook die vioollerares in de zaal te zitten die na dat optreden gelukkig helemaal "om" was en trots als een pauw dat haar leerling aan zoiets moois mee deed. We hebben dat programma ook uitgevoerd in het hol van de leeuw (de afdeling schoolmuziek van het Rotterdams conservatorium) wat een daverend succes werd en naar ik achteraf begrepen heb een keerpunt betekende in het AMV onderwijs. Dat optreden maakt mij tevens de eerste ooit die binnen de muren van het Rotterdams Conservatorium een elektrische basgitaar ter hand nam. 15 jaar later was ik op mijn beurt diep onder de indruk van het jeugdorkest van de MAVO voor ballet en muziek. Later hoorde ik dat hun orkestleider een groot fan was van mijn vader en die band helemaal naar zijn voorbeeld had gekneed. Ik kan me nog herinneren dat mijn vader na afloop van onze wekelijkse repetities een keer een Zambra voor ons speelde waar hij grote indruk mee maakte.
Rond die tijd begon ik ook de platencollectie van mijn vader te ontdekken en stuitte daarbij o.a. op een singeltje van Sabicas die de Csardas de Monti speelde, een singeltje van Manuel Cano met een paar geweldige stukken en een singeltje van een 11 jarige flamencojongetje. Een van de stukken van dat jongetje was geloof ik het eerste waar ik me qua spelen op dat gebied aan waagde.
We hadden op enig moment ook het lesboek van Juan Martin staan waar ik zo half half mee bezig was (el arte flamenco de la guitarra, toen nog met cassettebandjes). Ik vermoed dat dat het enige lesboek was dat hier destijds nog enigszins algemeen verkrijgbaar was (alle flamencogitaristen van mijn generatie lijken op enig moment in hun leven met dat boek in aanraking te zijn te zijn geweest, ook die in andere landen).
Ik zal een jaar of 12 geweest zijn toen mijn vader me voor het eerst mee nam naar een concert van Paco Peña in de Rotterdamse Doelen. Het maakte een enorme indruk op me. Niet lang daarna ben ik gestopt met lessen. Ik was geen bijster goede/serieuze leerling en er werden langzamerhand steeds hogere eisen gesteld aan techniek, ritme, leesvaardigheid etc. Ik vond dat ik inmiddels wel genoeg geleerd had om mijn weg op de gitaar te vinden en speelde al snel alles na wat ik leuk vond (op mijn manier). Dat ik ooit gitaar ben gaan spelen had overigens weinig met mijn vader te maken. Ik wilde diepzeeonderzoeker worden aan boord van de Calypso (Jaques Cousteau) en op de een of andere manier had ik mezelf wijs gemaakt dat het kunnen bespelen van de gitaar één van de bijbehorende functie-eisen was. Diepzeeonderzoeker ben ik nooit geworden, wel bezocht ik vanaf mijn 12-de jaarlijks de natuurkampen van de NJN waar mijn gitaarspel leuk tot zijn recht kwam bij het begeleiden van de kampvuurliedjes (ik wist geen akkoord te benoemen maar kon ze als vanzelf vinden).
In het dorp waar wij woonden (Mijnsheerenland) waren geen platen te koop. Barendrecht waar ik vanaf 1976 de MAVO volgde had wel een platenwinkel maar die verkochten alleen klassieke muziek. Op de radio hoorde ik Paco Peña een Farruca van Sabicas spelen die ik op gehoor over nam en fanatiek begon te oefenen. Later haalde mijn vader ook Paco Peña's "Toques Flamenco" in huis. In Londen waar we een week op schoolreis gingen ontdekte ik mijn eerste breed gesorteerde platenzaak en wat voor een, een gigantisch warenhuis tot de nok toe gevuld met platen, platen en nog eens platen. Op de 4-de of 5-de verdieping bevond zich de afdeling wereldmuziek waar ik achterin een klein hoekje “flamenco” ontdekte. Paco Peña en Paco de Lucia hadden er zelfs hun eigen vakje en ik scoorde daar mijn eerste 2 zelf gekochte platen: “Fuente y Caudal” van Paco de Lucia en “the Flamenco world of Paco Peña” (de soundtrack van de gelijknamige docu), meer poen had ik helaas niet te besteden.
Overigens was ik ondanks mijn interesse in wereldmuziek op menig gebied best wel een beetje "wereldvreemd" want met sinterklaas gaf de hele klas elkaar de single "We Are the Champions" cadeau en ik had van dat hele nummer nog nooit gehoord. Ik volgde weliswaar Veronica's Top 100 Aller Tijden op de radio en speelde daarbij alles mee wat ik goed vond (vooral de top 10) maar namen onthouden is niet een van mijn talenten en pas 20 jaar later later toen ik al bij de post werkte en steeds als er iets goeds op de radio was aan mijn collega's moest vragen wie daar speelden kwam ik er achter Queen toch wel een heel goed bandje was (veel van die nummers kende/bewonderde ik al wel maar wie het speelden wist ik dan niet). Mijn vader had hetzelfde. Die belde ik ooit op dat er een prachtige docu over Carole King op tv was, dat die toch wel heel bijzonder was en dat ik nu wist waar de Beatles hun sound vandaan hadden. De naam Carole King zij hem niets maar toen hij die docu terug keek was het ook voor hem een feest van herkenning zo van "is dat ook al weer van haar". Toen bleek dat "The Loco-Motion" ook van haar was kon ze al helemaal niet meer kapot want dat vond hij destijds een wereldnummer. Mijn vader en ik hadden over het algemeen dezelfde smaak qua muziek. Zo waren we beide dol op de Carpenters en beiden hebben we Abba pas veel te laat "ontdekt" (mijn zus had Abba een stuk sneller in de smiezen).
In Barendrecht ontdekte ik op enig moment een muziekwinkeltje waar naast gitaren en bladmuziek ook wel eens wat gitaarplaten te koop stonden. Daar zaten af en toe ook platen van Paco Peña tussen die ik in de loop van de tijd allemaal gekocht heb. Paco Peña heeft in de jaren 70 gemiddeld 1 plaat per jaar opgenomen, stuk voor stuk ware pareltjes, zowel qua plaat als qua individuele nummers. Ieder nummer is grandioos gearrangeerd/gespeeld en qua sound en visie doet hij voor niemand onder. Afgezien van Paco de Lucia ken ik niemand van zijn generatie die daar aan kan tippen. Later toen de opleiding flamencogitaar van start ging heeft mijn vader veel aan mijn in de loop der jaren opgebouwde Paco Peña platencollectie gehad.
Rond mijn 15de kreeg ik een eigen geluidsinstallatie op mijn kamer en was het hek van de dam. Overdag speelde ik zo goed en zo kwaad als dat ging met die platen mee (op mijn manier) en s’avonds als ik geacht werd te slapen ging de koptelefoon op en draaide ik tot diep in de nacht platen, met name Paco Peña. Ik sliep hooguit 2-5 uur per nacht. Ik maakte in die jaren heel wat uren op de gitaar en werd het levende bewijs van mijn vaders stelling dat je flamenco (lees "flamenco") kunt spelen zonder de onderliggende structuur te begrijpen. Ik speelde flamenco zoals ik jaren eerder fonetisch "Non Non Rien n'a Changé" mee scandeerde met de Poppys zonder een woord Frans te begrijpen. Het is dat ik een goed gehoor had voor melodie en harmonie (waardoor het in de oren van een leek nog heel wat leek) maar net zo min als dat ik akkoordnamen kon benoemen had ik enig benul van hoe die flamenco vormen genoemd werden of dat er zoiets was als een onderliggend compas. Loopjes speelde ik in die tijd nog gewoon met 1 vinger en dat was geloof ik ook nog eens een mijn betere technieken. Mijn vader was gelukkig zo wijs om me niet ongevraagd van advies te dienen want al te veel bemoeienis van zijn kant had me waarschijnlijk direct doen stoppen.
Eind jaren 70 kocht mijn vader, met oog op mijn Paco Peña manie, onze eerste flamencogitaar aan, een prachtige Jose Ramirez. Het was de eerste flamencogitaar die door muziekhandel Hakkert experimenteel in huis was gehaald, in die tijd een novelty. De gitaar trok veel nieuwsgierigen maar dat waren allemaal gitaristen uit andere disciplines die in die gitaar niet de sound vonden die ze zochten (flamencogitaristen waren nog dun gezaaid in die tijd). Uiteindelijk werd hij afgeprijsd van 3000,- naar 2000,- gulden waarop mijn vader hem aankocht als beoogd eindexamencadeau voor mijn spoedig te behalen MAVO-diploma, maar tegen die tijd was de gitaar al als algemeen familiebezit in gebruik genomen en onwetend van zijn intenties vroeg en kreeg ik een brommer cadeau.
VROEGE JAREN 80
In 1980 ben ik een opleiding Biologisch Laborant gaan volgen in Delft en Leiden en werd mijn wereld weer een stukje groter (vanaf dat moment hoorde dus ook het platen- en concertaanbod in Rotterdam, Delft en Leiden tot mijn wereld, bedenk dat het www nog niet bestond dus je moest het doen met kennis van het lokale aanbod).
Mijn eerste daad was het bezoeken van een concert van Flairck wat mijn wereld compleet op z’n kop zette. Waar ik tussen mijn 15-de en mijn 18-de heel intensief met de muziek van met name Paco Peña bezig was geweest stortte ik mij nu met hart en ziel op de muziek van Flairck. Uren per dag was ik er mee bezig en s’avonds draaide ik tot diep in de nacht hun platen. Behalve de gitaar nam ik ook de banjo, de sitar, de bouzouki, de tinwisthle en de viool ter hand. Op de laboratoriumschool moest ik 1 jaar doubleren omdat ik alleen nog maar achter de gitaar hing en slechts het hoog nodige aan mijn studie deed.
Begin jaren 80 was het flamenco-aanbod in voornoemde steden nog minimaal. Ik speurde regelmatig de platen bakken af van de Bijenkorf, V&D, de Free Record Shop en wat dies meer zij en als je al eens een verdwaalde flamencoplaat tegen kwam, dan moest je 'm direct kopen want eenmaal verkocht kwam je die titel wellicht nooit meer tegen. Er bestond in die tijd weinig consensus over waar je die platen nu precies moest zoeken qua genre. Neem bijvoorbeeld de platen van Paco Peña en Paco de Lucia, de ene winkel/verkoper hield het op Spaans, de ander op wereldmuziek, nummer 3 op instrumentaal en tot overmaat van ramp raakte ook nog eens de term “new age” in zwang, de ideale vergaarbak voor alles wat niet westers en/of ongrijpbaar was.
Veel was er op dat gebied, zoals ik al zei, niet te krijgen dus toen ik in 1985 op de flamenco-opleiding belandde had ik nog nooit van de plaat “Almoraima” gehoord. Ik had overigens wel een uiterst zeldzame videoband van Paco de Lucia te pakken gekregen die rond 1980 gemaakt moet zijn en deel van dat Almoraima-materiaal bleek ik toch al wel min of meer te kennen. Dat was overigens de enige videoband die op dat gebied "verkrijgbaar" was en zelfs die band heb ik nooit waar dan ook te koop gezien (wij moesten het doen met een copy die we gemaakt hadden van het exemplaar dat de Rotterdamse discotheek in huis had).
In die tijd kwam langzamerhand ook de cd opzetten maar die waren in het begin nog extreem duur en titels (welke dan ook) waren dun gezaaid (er stonden in heel Europa maar 1 of 2 cd-fabrieken die dag en nacht draaiden en als die een x titel hadden geperst, bijv een plaat van Kate Bush, dan kon het maanden/jaren duren voor die titel weer werd bij geperst). Ook daar gold dus dat als je iets interessants tegen kwam je het direct moest kopen want een 2-de kans kreeg je wellicht nooit meer. De eerste flamenco-CD die ik ooit tegenkwam was een Japanse persing met 2 Paco de Lucia albums op 1 cd (Almoraima/Manuel de Falla) en stamt dus van na 1985 want toen kende ik die plaat nog niet.
Flamenco platen/cd’s waren in Nederland dus nog nauwelijks te krijgen en Juan Martin's lesboek en Paco Peña's "Toques Flamenco" waren nog steeds een van de weinige lesboeken die er te vinden waren (Ad Rooymans had nog wel enkele stukken van Paco Peña op papier gezet die via uitgeverij Harlekijn te koop waren). Lesvideo's en internet waren er nog niet dus om flamenco-artiesten aan het werk te zien moest je ofwel naar het theater ofwel naar Spanje (of je moest toevallig iemand kennen die het beoefende).
Het flamenco-aanbod in de mij bekende theaters hield in die tijd overigens niet over. Paco Peña deed Nederland regelmatig aan (toen nog vooral solo en slechts heel af en toe met groep), Paco de Lucia was eens per 2 jaar te bewonderen in Vredenburg, Juan Martin kwam langs met zijn Picasso Portraits en (hoe leuk) de 16 jarige Vicente Amigo deed Nederland aan terwijl hij in Spanje nog totaal onbekend was (naast bulerias speelde hij soleares, tarantas, granainas, entre dos aguas en een klein stukje rondeña. Die soleares had nog geen vaste structuur want op de radio speelde hij het materiaal in een compleet andere volgorde dan later die week in het Rotterdams Conservatorium).
Een van de grootste flamenco-theaterspektakels in die tijd was Da Silva’s "Fiesta Gitana" een echt zigeunerfeest vol wervelende zang, dans en gitaar met klinkende namen als El Moro en El Toro (een ervan had een gouden tand, die opzichtig blonk als hij zijn mond open deed). Fiesta Gitana ademde nog echt de sfeer van de jaren 50/60 zoals omschreven door mijn vader met vaak zeer jonge danseresjes (wier leeftijd vaak in nevelen gehuld was), de bijbehorende chaperones en minstens net zo veel stippeltjes-jurken en peineta in de zaal als op het podium.
Die Spaans opgedirkte bezoeksters had je overigens alleen bij Fiesta Gitana, bij Paco de Lucia zat meer een gitaristenpubliek die vooral heel hard klapten als hij een snel loopje speelde (zeker in die tijd ook wel buitenaards spectaculair). Heel af en toe was er wat flamenco op tv te zien welke ik als het even kon op video opnam (Spaanse zenders maakten niet standaard deel uit van het zenderaanbod van mijn locale kabel-tv aanbieder, bij elkaar had je maar iets van 28 kanalen). Wat er elders in Nederland plaats vond wist ik niet, want nogmaals internet bestond nog niet. Om te lessen moest je denk ik echt nog naar Spanje (bijv. naar de zomercursus van Paco Peña in Córdoba) of je moest toevallig een van de in Nederland woonachtige flamenco beoefenaars kennen (die het dan op hun beurt in Spanje geleerd hadden).
1985: START VAN DE OPLEIDING FLAMENCOGITAAR
Dat was dus ongeveer de stand van zaken toen in 1985 de opleiding Flamencogitaar van start ging op het Rotterdams Conservatorium. Flamenco was toen nog alles behalve booming. Ikzelf was een jaar eerder afgestudeerd als Zoölogisch Histologisch Laborant en zat mede dankzij de kredietcrisis al een jaar thuis waar ik in navolging van mijn muzikale held Erik Visser (Flairck) volkomen verstrengeld was geraakt in de 12 snarige gitaar. En toen deed zich dus onverwachts de kans voor om bij die andere muzikale held van mij te gaan studeren, Paco Peña. De eerste auditierondes heb ik laten schieten en ik heb lang lopen dubben of ik me al dan niet zou aanmelden. Met flamenco had ik me al jaren niet meer serieus beziggehouden (ik speelde hoofdzakelijk nog op 12 snaren) en ik had ook geen ambities in die richting. Maar ik realiseerde me ook dat 10 jaar zelfstudie de nodige beperkingen met zich had meegebracht en dat dit de gelegenheid bij uitstek was om een betere musicus/gitarist te worden en tegelijk mijn theorie-kennis wat op te vijzelen, daarna kon ik altijd weer weer verder te gaan met mijn eigen muziek. Ik wist toen natuurlijk nog niet dat er zo iemand als Camarón bestond en dat als je eenmaal door het zangvirus gegrepen bent flamenco een niet meer weg te denken factor in je leven wordt (tot die tijd was ik uitsluitend geïnteresseerd in het gitaaraspect van flamenco maar dat zou spoedig veranderen).
Zo belandde ik last minute dus alsnog bij de allerlaatste auditierondes die enkele dagen voor de opleiding van start ging plaatsvonden. Normaliter vinden er zo kort van te voren geen audities meer plaats maar door alle media-aandacht waren er nog zoveel aanvragen binnengekomen dat besloten werd toch nog maar een extra auditieronde in te plannen (in totaal deden dat eerste jaar geloof ik iets van 140 mensen auditie waarvan er uiteindelijk 11 werden aangenomen). Ik speelde de Farruca van Sabicas en de Tarantas, die Vicente 2 jaar eerder op nog geen 25 meter van die plek had uitgevoerd. Voor de zekerheid speelde ik ook nog 2 Flairck stukken op de 12 snarige gitaar waaronder "de Amsterdamse grachten" (achteraf wellicht niet zo'n verstandige keuze als je in Rotterdam auditie doet). Ik werd uiteindelijk nipt en met de nodige twijfel aangenomen, puur op basis van mijn uitstekende gehoor (ik was de enige auditant die alle voorgespeelde stukjes foutloos wist na te spelen).
De week erop zouden de 11 aangenomen studenten elkaar voor het eerst ontmoeten. Ik weet nog goed dat ik met mijn vader mee liep naar zijn leskamer en dat ik in de kamer er naast Paco Peña een duet hoorde spelen met iemand die net zo goed was. Omdat ik dat niet alleen wilde horen maar ook wilde zien (die kans kreeg je anders alleen maar in het theater) besloot ik aan te kloppen en toen bleek het Paco helemaal niet te zijn. Het waren John Fillmore en Tony Clinton (2 van mijn toekomstige klasgenoten) en die gasten bleken allemaal zo goed te zijn. Dat was overigens een gebrek aan onderscheidingsvermogen mijnerzijds want in de loop der jaren werden wij beter en beter terwijl het verschil met Paco juist groter en groter werd, simpelweg omdat ik op steeds meer dingen leerde letten en dus ook steeds meer in zag wat hém zo goed maakte en ons zo veel minder.
Het zal menigeen verbazen maar als hoofdvakstudent flamencogitaar heb je op het conservatorium in beginsel maar 1 uur per week gitaarles, Daarnaast heb je een aantal uren theorieles (muziekgeschiedenis, muziektheorie, flamenco-analyse), Spaans, Spaanse cultuurgeschiedenis, en later nog geschiedenis van de gitaar en meerdere onderwijskundige vakken (psychologie, methodiek en stage). De meeste tijd zit je thuis gitaar/flamenco te studeren, althans dat is de wel bedoeling (zelf raakte ik overigens al vrij snel verslaafd aan schaken en zat mijn gehele conservatorium periode meer achter het schaakboord dan achter de gitaar). Bij latere generaties studenten is het aantal vakken zelfs nog uit gebreid.
Ik kan me onze allereerste les nog goed herinneren. Het was een les muziekgeschiedenis van de iconische Han Coenen die overigens een intellect had om U tegen te zeggen. In die les kregen we direct al notenschrift voor ons neus (waarin ik achteraf het neumenschrift vermoed) en werden kennelijk geacht dat moeiteloos te kunnen lezen. Na afloop van de les vroeg ik hem of hij er van op de hoogte was dat de flamencostudenten in die groep nog geen noten konden lezen…. “Onmogelijk’ was zijn reactie…”dan hadden jullie nooit aangenomen mogen worden”.
De komst van de afdeling flamencogitaar zorgde op wel meer gebieden voor een "cultuurshock". Studenten die midden in de hal neer ploften om gitaar te gaan spelen was zo’n nieuw fenomeen. Formeel moest je om buiten je les om even te pingelen een van de 2-3 studiekamers bespreken (die in de regel permanent bezet waren) maar de flamencostudenten trokken te pas en te onpas hun gitaar uit de koffer om op meer of minder geschikte plekken meer of minder opvallend de snaren te beroeren. Dat dit niet door iedereen altijd maar zonder meer op prijs werd gesteld moge duidelijk zijn en ons gepingel werd dan ook regelmatig onderbroken door een zang, viool of pianoleraar die met rood aangelopen hoofd kwam informeren of die k%#@herrie niet ergens anders plaats kon vinden dan wel aanspraak maakte op de lege leskamer die we op goed geluk waren binnengegaan. ’s zomers bezetten we ook de stenen trap die toegang gaf tot het gebouw waardoor in-uit-en langslopende passanten direct een muzikaal visitekaartje kregen afgeleverd wat toch wel voor groeiende symphatie zorgde. Ons kamp kreeg bovendien al snel versterking van o.a. de studenten klassiek gitaar en het geheel begon al met al steeds meer op fame te lijken. Paco heeft overigens speciaal voor mij de term “gangspeler” in het leven geroepen omdat hij merkte dat ik inspelend op de gang vaak beduidend beter speelde dan even later bij hem op de les. Ik heb nog datzelfde jaar een "flamenco-agenda" in het leven geroepen (een blanco a4-tje met die kop) die ik in de hal bij de gitaarafdeling hing zodat een ieder zelf de hem/haar bekende flamenco-events kon invullen (concerten, radio/tv optredens etc.).
Zoals gezegd hadden we maar 1 uur per week gitaarles waarbij Hans en Ricardo de wekelijkse gitaarlessen voor hun rekening namen en die ene keer per maand dat Paco er was kwam je gewone gitaarles te vervallen en had je in plaats daarvan een uur lang les van Paco (het eerste jaar iets korter). Hans en Ricardo woonden al die lessen als toehoorder bij en aangezien we het hebben over 11 leerlingen maal 'n uur waren dat pittige lesdagen (zelfs zonder uitloop waren Pa en co minimaal 11 uur op rij druk bezig, vaak was er wel uitloop en de gehoopte 10 minuten koffiepauze schoot er dan ook menigmaal bij in). Het kwam geregeld voor dat Paco de nacht ervoor net was teruggekeerd van een zware wereldtournee en dat hij dan 2 uur later al weer het vliegtuig richting Nederland moest pakken om daar 11 uur op rij les te geven (wat hij dan zelfs met extra veel aandacht deed).
De eerste paar maanden mochten we van Paco uitsluitend losse snaren aan slaan met de duim. "Als die duim eenmaal goed zit dan volgt de rest vanzelf wel" dacht Paco toen nog waar overigens best iets voor te zeggen valt (zo ontdekte ik in het 3de jaar dat mijn arpeggio en tremolo niet goed liepen omdat ik tijdens het bewegen van de vingers te veel spanning op mijn duim hield). Komt bij dat Paco tot dan toe hoofdzakelijk ervaring had met het geven van korte cursussen aan steeds wisselende groepjes en nu opeens met een select groepje decipelen 5 jaar aan de slag kon gaan, in zijn ogen een zee aan tijd (iets waar hij later overigens wel op is terug gekomen). Ook mijn vader werd geacht in de tussenliggende lessen uitsluitend met onze duimen bezig te zijn maar was wijs genoeg om dat dictaat naast zich neer te leggen en stiekem ook alvast aan andere nijpende zaken te werken omdat hij wist dat men anders hopeloos in tijdnood zouden komen (5 jaar lijkt lang maar vliegen zo voorbij). Zo bevocht hij speciaal voor de flamencostudenten een 2-de uur gitaarles waarin wekelijks groepsgewijs de basisstrategie van het gitaarspelen en de rijtjes van Koos Tigges werden doorgenomen. Studenten van de afdeling klassiek gitaar hadden die extra lessen niet nodig want die waren in het voortraject van de muziekschool al voldoende gevormd om direct mee aan de slag te kunnen maar de eerste lichting flamencostudenten waren allemaal selfmade gitaristen waarbij zich bij menigeen toch wel de nodige slechte gewoontes hadden genesteld. Ik zal zeker niet de enige geweest zijn die weer van de grond af aan opnieuw gitaar heeft moeten leren spelen en het heeft me zeker 3 jaar gekost voor ik weer een beetje in staat was om als gitarist te functioneren, dit keer op een veel hoger niveau en klaar voor de toekomst.
Als je Paco mag geloven is gitaar spelen overigens heel simpel want je hebt de eerste noot, daarna komt de 2de noot enz enz. Toch kan ik me een les herinneren waarin ik niet verder kwam dan die 2-de noot want steeds als ik daar was aangeland riep Paco "uit compas" en droeg me dan op het nog eens te proberen. Op dezelfde manier waarop mijn vader zich 40 jaar eerder af vroeg hoe je nu in hemelsnaam een halve tel kunt tellen kon ik niet bevatten hoe een 2-de noot nu al "uit compas" kon zijn want waren er niet minstens 3 noten nodig om een ritme vast te leggen ? Jaren later heb ik die les nog eens teruggeluisterd en bij de 2-de noot dacht ik direct "uit compas". Wat aan mijn spel ontbrak was dat ik verzuimde om over de noten heen te kijken naar die belangrijke 3de tel waarmee ik die eerste 2 noten richting en betekenis had kunnen geven. Nu waren het slechts 2 lose noten zonder doel en betekenis en dus geen flamenco.
“Paco zelf hoeft iets niet in te studeren, als hij het weet kan hij het spelen” aldus mijn vader nadat hij onthulde dat het Paco Peña geen moeite kost om stukken van Paco de Lucia uit zijn gitaar te toveren. Een mooi voorbeeld van Paco’s kunnen is de keer dat zich door een concertorganisator had laten verleiden in te stemmen met de vertolking van een klassiek gitaarstuk. Aangezien internet nog niet bestond, hij er alleen een partituur van had en zelf geen noot kon lezen vroeg hij mijn vader of die ’t ‘m even wilde voor spelen. Dat was op hun maandelijkse marathonlesdag (lees 11 uur non stop les geven) dus de enige tijd die hij en Hans “vrij” konden maken om dat stuk door te nemen was de tijd die de leerlingen nodig hadden om hun gitaar in en uit te pakken. In die verloren seconden/minuten speelde mijn vader Paco steeds een klein stukje van dat stuk voor, elk uur de draad oppikkend waar ze ongeveer gebleven waren. Niet de meest ideale manier om een stuk te leren temeer daar mijn vader zich af en toe vergiste en zichzelf dus ook nog wel eens moest corrigeren. Zo werd het stuk beetje bij beetje voor gespeeld met tussendoor iedere keer een intensieve gitaarles. Op het eind van de dag kon mijn vader zich geen noot meer voor de geest halen maar Paco speelde het zo weg (na 1 keer kijken).
Paco heeft ons ooit klassikaal het basiscompas van Fandangos aangeleerd via zijn befaamde stappenplan. Dat begint dan met de absolute basis waar dan links en rechts steeds meer slagjes en tierelantijntjes aan worden toe gevoegd. Je staat er op zo'n moment nauwelijks bij stil dat wat hij je daar in pakweg 20 minuten heeft geleerd Paco zelf jaren van zijn leven heeft gekost qua ontdekken en begrijpen. Met zo'n vliegende start is het niet verwonderlijk dat Paco er destijds van uit ging dat wij uiteindelijk beter zouden gaan spelen dan hij zelf.
Wat voorbeelden betreft betreft is er een boel ten goede veranderd. In 1985 bezat ik hooguit 1 uur aan beeldmateriaal van Paco de Lucia, anno nu is er op het www honderden uren aan beeldmateriaal van hem te vinden. In mijn vaders tijd was het allemaal nog veel erger, geen www, geen dvd, geen video, geen tv en waar het de Bach-bewerkingen voor de gitaar betreft zelfs geen plaatopnames en partituren. Wat er wel was was het muziekarchief van het Gemeentemuseum te Den Haag waar mijn vader dan ook heel veel tijd door bracht. Daar kwam je dan als je geluk had na maanden spitten een stuk van Bach tegen voor luit/gitaar. Vervolgens kon het een jaar of langer duren voor je er achter kwam dat er nóg een stuk van Bach voor dat instrument bestond. En opeens kwam er dan een plaat uit waar nog 2 luitstukken van Bach op stonden en die moest je dan ook nog maar eens kunnen betalen.
Wat de lessen zang en dans betreft, de eerste jaren wilde Paco uitsluitend werken met gastdocenten uit Spanje die daarvoor speciaal werden ingevlogen wat natuurlijk behoorlijk in de papieren liep en in die beginjaren dus maar een paar keer per jaar kon. Als ze er waren hadden we verdeeld over de dag meerdere lange sessies met hen. Alle studenten waren daarbij verplicht aanwezig ongeacht in welk jaar ze zaten. Als gastdocenten gebruikte Paco veelal de artiesten die op dat moment deel uit maakten van zijn groot flamenco gezelschap, een wisselende groep giganten waarmee hij internationaal furore maakte. Paco heeft altijd een uitstekende neus gehad om (nieuw) talent te vinden. Zo werd hij in de jaren 70 documentaire “the flamenco world of Paco Peña” bijgestaan door Cristina Hoyos en een nog zeer jonge El Pele en ook La Susi maakte ooit deel uit van zijn gezelschap (wiens ode aan Curro Romero voor mij een van de pareltjes in mijn collectie is). Zij zijn helaas niet bij ons over de vloer geweest maar tal van andere toppers uit zijn stal deden ons wel aan.
Gedurende de eerste jaren van de opleiding waren met name de zanger El Chaparro (Rafael Montilla) en danser Raúl vaste waardes, beide absolute toppers op hun vakgebied. In de regel werd het materiaal dan eerst een keer door Paco en de artiesten voor gedaan waarna we het met z’n allen tegelijk en/of opgesplitst in kleinere groepjes mochten nadoen. Naarmate je beter werd mocht je het soms ook met z’n tweeën tegelijk of helemaal in je eentje proberen. Vaak liep dat wel ergens spaak want er was een hoop te leren en de gastdocenten zochten bewust de grens van je kunnen op. Het was voor ons allemaal een goede leerschool. John Fillmore bijvoorbeeld (een van de meer ervaren studenten van mijn lichting die dus regelmatig even alleen mocht met een zanger) placht in in het begin zeer uitgebreide intro's te spelen en ook zijn tussenspel was zeer geavanceerd maar halverwege het zanggedeelte liep ook hij regelmatig vast. Hij heeft dat toen goed opgepakt en weigerde maanden lang om tijdens die zangsessies ook nog maar een seconde onnodig aan gitaarspel te verspillen dus geen lange en ingewikkeld intro’s meer maar even kort wat sfeer maken en kom maar op met die zang. Dat wierp zijn vruchten af en 1 of 2 jaar later toen hij in staat was om ook de copla’s op niveau te begeleiden is hij die mooie intro's en falsetas weer gaan toevoegen.
Er waren ook leerlingen die de zanger niet of nauwelijks aan het zingen kregen. Die speelden dan hetzelfde intro als meerdere anderen daarvoor maar waar de zanger bij die anderen probleemloos in viel hield hij nu opeens z’n mond dicht en ja wat doe je dan... dan speel je het intro nog maar een keer en nog een keer met steeds weer hetzelfde resultaat. Dat de zanger zich op die momenten niet geroepen voelde om te gaan zingen had alles te maken met het feit dat het gitaarspel bij die persoon op beslissende momenten net iets te druk was om lekker bij in te kunnen vallen, vergelijkbaar met een gesprekspartner die maar door ratelt en door ratelt zonder dat jij er een woord tussen kunt krijgen (overigens kunnen minder fijn besnaarde zangers ook wel eens voor hun beurt praten en beginnen dan al te zingen voordat het de bedoeling is). Een goede begeleider geeft de zanger op de beslissende momenten gelegenheid om het stokje (weer) van hem over te nemen. Paco Cepero heeft een mooie vorm gevonden, die zet dan bijvoorbeeld eerst even iets heel verrassends neer, vervolgens komt er een explosie aan noten en tot slot gooit hij de boel weer helemaal open en nodigt de zanger met een goed getimed moment van "stilte" uit om weer in te vallen. Je ziet het ook vaak bij toques, zo’n trein die maar door dendert terwijl ook daar geldt dat een wel gekozen moment van "stilte" soms meer zegt dan 1000 noten.
Het was overigens wel zaak het begeleiden van zangers en dansers ook individueel onder de knie te krijgen want op je eindexamen moet je meerdere stukken met zang en dans neer zetten en krijgt daarbij pas ter plekke te horen welke stukken je met wie uit gaat voeren (je moet dus net als Paco Serrano voor alle vormen het minimaal nodige accuut paraat hebben). Vervolgens krijg je 30 minuten om een programma van 20 minuten te repeteren en die repetitie is ook een onderdeel van je examen. Ikzelf had het geluk dat de zeer ervaren Gerard Postma me op een gegeven moment vroeg om als 2-de gitarist bij hem aan te schuiven bij de danslessen die hij in Amsterdam begeleide bij Prisca María. Natuurlijk nam ik dat onverwachte aanbod met beide handen aan (jaren later hoorde ik dat mijn vader hem daartoe had aangezet, bij deze dank aan hun beiden). Met Gerard aan je zijde lijkt alles gemakkelijk wat ook wel een valkuil was want dan ga je dus allerlei leuke 2-de stemmetjes lopen bedenken en mis je ondertussen wel de essentie van de dans. Toen Gerard een keer niet kon en ik er alleen voor stond kon ik opeens geen pas meer duiden en mocht ik de rest van de avond alleen nog maar klappen. Kort daarop is Gerard daar gestopt en mocht ik zijn plek overnemen (ik heb daar nog jaren begeleid soms wel 10 uur per week). Ik heb toen veel gehad aan het feit dat ik ritme kon noteren.
Een belangrijk keerpunt was toen we die stukken een keer met een zanger gingen uitvoeren op een leerlingenvoorstelling. Toen ging ik opeens veel beter begrijpen waar de zang zat en waar de falsetas waardoor je die stukken toch anders gaat benaderen. Zeker zo belangrijk was dat ik op een x moment ook als 2-de gitarist aan mocht schuiven bij haar theateroptredens (1-ste gitarist was Yorgos, wederom een mooie gelegenheid om de kunst af te kijken van een oude rot). Later ben ik ook alleen met haar het podium op gestapt. Bij mijn eindexamen (eerder uitgesteld vanwege onvoldoende ervaring met de dansbegeleiding) was het zang/dansgedeelte uiteindelijk mijn sterkste onderdeel.
Op het conservatorium heb ik zoals gezegd vrij veel tijd mogen door brengen met de fabuleuze zanger El Chaparro (Rafael Montilla) en de al even virtuoze danser Raúl die o.a. de cover siert van van Paco de Lucia’s “el mundo del Flamenco”. Daarop zijn overigens alleen zijn benen zichtbaar en tijdens zijn sessies met ons hield hij zich ook hoofdzakelijk met het voetenwerk bezig al kon hij ook heel mooi zijn bovenlichaam gebruiken als hij dat wilde. Waar Paco altijd een klodder vaseline bij de hand had om waar nodig de wrijvingsindex van zijn duim tijdelijk wat te verlagen was het geheime wapen van Raúl een glas water. Daarvan goot hij een klein beetje uit naast zijn stoel en als er dan een stukje dans aan kwam waar “pirouette achtige" draaien in voor kwamen dan tipte hij zijn schoenzolen even in dat plasje water.
Wat vooral aan hem op viel was zijn grenzeloze energie. Tijdens de lessen gaf hij zich 100% en als wij na afloop van zo’n lange dag werken uitgeput de zaal verlieten danste hij nog energiek de gangen af. Op het podium was het al niet veel anders. In de Rotterdamse schouwburg zette hij met Paco Peña’s groot flamencogezelschap ooit een weergaloze escobilla van ruim 15 minuten neer waar de planken bijna van in brand vlogen. Een stampende ovatie viel hem ten deel (let wel, midden in de show) en waar een andere danser na zo’n huzarenstukje per brancard afgevoerd had kunnen worden liet hij na een instemmend knikje van Paco een al even spetterende toegift van zeker 5 minuten volgen.
De nog zeer jonge Raúl is kort daarop in coma geraakt/overleden
1986 - 1991
Een jaar na de oprichting van de vakgroep Flamencogitaar aan het Rotterdams conservatorium werd in Utrecht de dansschool Flamenco Puro opgericht die de zaken al snel groots aan pakte . Met ingang van het seizoen 1987/88 besloot het eveneens in Utrecht gevestigde theater Vredenburg bij wijze van experiment haar eerste flamencoreeks te programmeren met namen die op de huidige flamencobiënnale niet zouden misstaan. Dat laatste was de verdienste van "Casa de España" het officiële culturele centrum van de Spaanse regering in Nederland die tot opdracht had de Spaanse cultuur over de volle breedte in Nederland te introduceren en dat met grote verve deed. Die eerste flamencoreeks sloeg dermate aan dat besloten werd een 2-de concertreeks te programmeren (met o.a. Riqueni) met als hoogtepunt een 8 uur durend eindfestival in een afgeladen grote zaal van Vredenburg.
Het verhoogde flamenco-aanbod leidde tot een groeiend leger liefhebbers waarvan een deel het ook nog eens actief ging beoefenen. Opeens was er van alles en nog wat te beleven op flamencogebied, niet alleen in Nederland maar ook in Spanje waar Paco de Lucia zijn fabuleuze albums Solo Quiero Caminar (zijn eerste plaat met ensemble) en Siroco uit bracht, Sanlucar zijn weergaloze Tauromagia op nam en tal van grootheden hun eerste soloplaat uit brachten (Nuñez, Riqueni, Tomatito en later ook Vicente). Wie wat waar wanneer deed weet ik niet (menigeen wellicht al voor 1985) maar opeens was flamenco booming in Nederland, kwamen er steeds meer liefhebbers/beoefenaars, dansscholen leken als paddestoelen uit de grond te schieten, meer en meer theaters namen een flamencoreeks op in hun programmering, zowel Amsterdam (La Guitarra Buena) als Den Haag (Casa Benelly) hadden/kregen een speciaalzaak waar je flamencogitaren, flamenco-lp's/cd's, bladmuziek en later ook (les)video's/dvd's kon kopen en op enig moment werd zelfs een op Nederland gericht blad voor flamenco liefhebbers opgericht "aficionao". Utrecht kwam bekend te staan als "Utrera del Norte" en er er gingen zelfs geruchten dat flamenco artiesten meer employ vonden in Nederland dan in Spanje. Zo werden er links en rechts steeds meer masterclasses georganiseerd, zowel op dans als op gitaar gebied.
Langzamerhand verschenen er ook meer en meer flamencotranscripties en (les)video's op de markt. Het eerste wat er op dat gebied onze kant op kwam waaien waren transcripties van stukken van Paco de Lucia uit veelal Aziatische hoek. Wat op viel was dat ze de noten vaak behoorlijk goed hadden gehoord maar vaak niet goed wisten hoe die precies in het compas pasten. Ook in Spanje begonnen flamencogitaristen in te spelen op de groeiende vraag naar bladmuziek en lesboeken/videos waarbij zich vergelijkbare problemen voor deden; flamenco gitaristen waren in die tijd nog niet niet in staat om zelf hun muziek op te schrijven en de mensen die daar voor werden ingehuurd hadden vaak weer onvoldoende flamencokennis in huis om de muziek die hen werd voorgespeeld goed te duiden en zelfs als alles goed ging leverde het vaak toch nog een onleesbare partituur op door de ondoordachte manier van notatie waarbij je vaak alleen maar kon zien "het is die noot en hij duurt zo lang" zonder dat de partituur inzichtelijk maakte waar in het compas dat moment precies plaats vond. Persoonlijk was ik vooral heel blij met de serie "encuentro" waarbij een hele reeks giganten als Tomatito, Moraito, Nuñez, Riqueni ieder voor zich een lesvideo vol speelden met door hun zelf uitgekozen speelmateriaal dat dan met een uitgeschreven partituur werd uitgegeven. Van de bijbehorende partituren ben ik nooit weg geweest (de enige partituren met een meerwaarde zijn voor mij de partituren van mijn vader) maar met die videobanden was ik wel heel blij want die stelde me in staat om die gitaristen letterlijk en figuurlijk op de vingers te kijken (internet was er nog niet dus dit was de eerste keer dat je ze zo gedetailleerd kon bestuderen). Wel jammer/dom dat die video's (later dvd's) niet los te koop zijn. Ik zou ze graag kopen maar voel er niets voor om dan ook direct dat boek er bij te moeten kopen waar ik verder niets mee heb (als je je video wilt vervangen door de dvd versie moet je dat boek zelfs nog een 2de keer kopen).
Het Rotterdams conservatorium profiteerde vanzelfsprekend mee van deze ontwikkelingen en bood af en toe zelf ook masterclasses aan (deels in samenwerking met de dansacademie) waarbij zowel dans- als gitaarstudenten aan schoven (ik herinner mij o.a. masterclasses met Loli Flores, Sonia Cámara en Belén Fernández). Er werd inmiddels in toenemende mate samengewerkt met Nederlandse dansers als Cora Weggeman en Harriët IJssel de Schepper waardoor de studenten steeds intensiever met flamencodans in aanraking konden komen wat het niveau enorm deed stijgen. Na mijn tijd is een goede samenwerking ontstaan met de Flamenco Biënnale Nederland.
Samen met mijn vader bezocht ik in die jaren regelmatig flamencoshows en zijn grote referentie bleef toch danser Manolo Marín die qua virtuositeit en compleetheid ongeëvenaard moet zijn geweest. Slechts af en toe veerde mijn vader even op als er iets echt goeds op de planken werd neergezet en 9 van de 10 keer liet hij dan weten dat hij in het zojuist getoonde de hand van Manolo bespeurde. Keer op keer bleek die ook inderdaad als choreograaf of docent genoemd te worden. In de jaren 90 hoopte ik hem tijdens mijn bezoekje aan de Biennale van Sevilla te ontmoeten maar helaas was zijn school juist die week gesloten omdat hij het als choreograaf te druk had met de biennale. Ik zag daar wel een spetterend optreden van danser Ramirez in la Meastranza en mijn eerste optreden van Moraito. Manolo Sanlucar haalde de kranten door zijn geplande wereldpremière af te gelasten omdat hij er artistiek nog niet achter stond (dat zouden er meer moeten doen).
Nog een laatste anekdote
Toen mijn vader mij kort voor zijn pensionering vroeg wat ik eventueel nog miste in zijn 1200 blz. tellende flamenco bijbel (hij had zelf voor de compleetheid al de in zijn ogen belangrijke en deels al in onbruik geraakte dansmelodielijnen uit zijn orkesttijd op papier gezet) opperde ik de Zambra in Rondeña stemming van Manuel Cano toe te voegen, niet alleen om nostalgische redenen (want de allereerste flamenco plaat die ik als kind uit zijn platenbak op diepte) maar ook omdat ik vond dat een gitarist van zijn kaliber niet in mijn vaders transcripties mocht ontbreken (hij was echt steengoed). Mijn vader stemde in en zette het nummer als altijd eerst over van de plaat op een bandrecorderband zodat hij het stuk daar op halve snelheid kon gaan uitpluizen. In die tijd had mijn vader een doorloopsnelheid van 2 uur dus in 2 uur tijd was er 1 bladzijde muziek op gehoor uitgezocht en in het net uitgeschreven. Een paar dagen later speelde hij me het resultaat voor en dat werd een enorme deceptie. De noten die hij aan het papier had toevertrouwd klopten wel qua melodie en stuk opbouw maar van de prachtige variaties die ik in mijn hoofd had was niets maar dan ook niets te bespeuren. Aanvankelijk dacht ik dat mijn vader ze niet allemaal meer op een rijtje had, maar die nodigde me uit om dan zelf maar even naar die opname te komen luisteren en die klonk inderdaad precies zo als hij het had uitgeschreven/voorgespeeld. Ik begreep er niets van, het was weliswaar decennia geleden dat ik dat stuk voor het laatst had beluisterd maar ik kon me de variaties nog levendig voor de geest halen en dit leek nergens op. Enkele weken verstreken en op zeker moment vroeg mijn vader me toch nog eens naar die opname te luisteren die hij al startklaar voor me had klaarstaan. Tot mijn verbijstering (en opluchting) klonk daar mijn stuk, even mooi en virtuoos als ik het in mijn hoofd had. Ditmaal was het mijn vader die er niets van begreep (ik ook niet trouwens). Later ontdekte mijn vader dat hij van dat nummer zonder het te beseffen 2 opnames had, de mooi gearrangeerde plaatopname die ik kende en een veel minder sprekende live-opname die hij ooit in een ver verleden op tape had opgenomen. En laat dat nou net de tape zijn geweest waar ook de plaatversie op terecht kwam….. even te ver terugspoelen en je zat in de verkeerde versie. Als altijd was mijn vader gek genoeg om die eerste partituur weg te kieperen en alsnog de veel mooiere plaatversie over te schrijven, waarvoor dank.
|