Julián Arcas

Julián Arcas werd geboren op 25 oktober 1832 in Villa de María (Almería).
Zijn liefde voor de gitaar werd gevoed door zijn vader die een groot liefhebber van het gitaarspel was.
Als Julián 12 jaar oud is, verhuist de familie naar Málaga; daar neemt hij zijn eerste gitaarlessen. Op zijn 16e geeft hij zijn eerste gitaarvoorstelling als solo-gitarist en op z'n 20e wordt hij al als een groot gitarist beschouwd.

Julián Arcas

Rond 1850 ontmoet Julián de aankomend gitaarbouwer Antonio Torres Jurado tijdens een juerga; een belangrijke ontmoeting. Ze worden vrienden en hij moedigt Torres aan om professioneel en full-time flamencogitaren te bouwen. Torres deed dat tot op dat moment alleen in zijn vrije tijd. Uiteindelijk leidt dat ertoe dat Torres een legendarische gitaarbouwer werd die o.a. een van de meest bekende gitaren, "La Leona", zou bouwen in 1856 voor Arcas.
De Leona heeft een "tornavoz", een soort metalen koker die vastgemaakt wordt aan de binnenzijde van het bovenblad in de richting van de achterzijde van de gitaar. Het geeft een gitaar een helderder en krachtiger geluid. Hij was ook de laatste die een grote verandering aan de huidige gitaar heeft aangebracht: hij maakte de hals langer. Destijds werd de huidige klassieke gitaar genoemd: "la guitarra de Torres". Julián is de gitaren van Torres tot aan zijn overlijden trouw gebleven.

Arcas werd door sommigen gezien als alleen een klassieke gitarist, maar dat is niet juist: hij speelde wel degelijk ook flamenco en deed dat in een tijd dat flamenco volwassen werd. Vaak dragen de falsetas in de Seguiriyas, Jaberas, Malagueña en Granaína, ook tegenwoordig nog, het stempel van Arcas. Zijn Soleá, Panaderos en de Jota Aragonesa zijn de meest bekende werken van hem. Hij is een van de eersten die het gitaarspel introduceerden binnen flamenco. Het hoogtepunt van zijn roem bereikte hij in de jaren 1860 - 1870 toen hij door heel Europa tourde en o.a. in 1862 voor de Engelese Koninklijke familie speelde. In 1864 tourde hij met zijn partner (pianist), waarmee hij in Barcelona woonde, rond.

Hij stopte in 1870, moe van het rondtrekken en vertrok naar Almería waar hij ging samenwerken met Antonio Torres aan de verdere ontwikkeling van de gitaar.
Tenslotte verhuisde hij naar Antequera in de provincie Málaga alwaar hij ook kort daarna overleed.