Bobote, Argentina en Bolita treden op tijdens het Festival Cante de la Minas
“Bobote” werd geboren in Sevilla.
Op zijn 8e jaar trad hij al op in de dans- en zanggroep “Los Gitanillos”. Daarin zaten ook leden van de familie Amador en zijn latere veelal onafscheidelijke partner op de bühne: “El Eléctrico”.
Remedios Amaya zingt, waarop een zeer jonge Bobote danst
Hij hield van dansen en begon zijn professionele carriere op zijn 13e jaar in de companie van “La Susie”.
Hij werkte met veel grote artiesten samen waarbij hij ook geregeld de combinatie liet zien: palmero en danser, waarbij bulerias wel zijn favoriete dans was.
Vaak werd Bobote samen met “Electrico” ingehuurd. Binnen de wereld van palmeros is het vrij gebruikelijk dat er duo’s zijn die artiesten begeleiden.
Hij trad op in de companie van Manuela Carrasco, Farruco, Miguel Poveda, Bernarda de Utrera, Segundo Falcón en Pastora en Israel Galván.
Hetgeen hij bij Israel Galván moest doen was wel soms tenenkrommend om te zien; bijvoorbeeld op het podium in boksoutfit. Hij is een traditionele flamenco, maar ja, ik heb het maar opgevat als; “hij moet er ook van proberen te leven. Dus hij gaat mee met de begeleiding van moderne invloeden”.
Tijdens de 13e Bienal de Flamenco de Sevilla deed het duo aan maar liefst 10 voorstellingen mee.
Hij had een rol in de film “Vengo” van Tony Gatlif in 2000, waar een hoofdrol was weggelegd voor Antonio Canales.
Daarnaast speelde hij in de film “Polígono Sur” van Dominique Abel in 2003 en in 1995 in de documentaire “Flamenco” van Carlos Saura.Zijn neefje “Torombo” speelde ook in deze film mee.
In de wijk Tres Mil in Sevilla (een achterstandswijk waar veel zigeuners, die verdreven werden voor de bouw van EXPO92 uit de wijk Triana, nu wonen) heeft hij nu ook een percussieschool opgezet en een groep met de naam “Tres Mil”.
Hij kwam aan zijn bijnaam Bobote door zijn vader; die was paardenhandelaar. Bobote moest, als klein kind, steeds vanaf een muurtje moest springen om in het zadel op een paard te komen. Daarbij scheurde hij geregeld het kruis van zijn broek, waardoor zijn mannelijkheid ontbloot was te zien. Ze begonnen hem "huevón" (slome duikelaar) te noemen, vervolgens werd dat bobón (afgeleid van bobo = domoor), daarna huevote (huevo = ei) en uiteindelijkresulteerde dat definitief in de huidige verbastering “Bobote”.