Ik vraag periodiek iemand uit de flamencowereld om in de rubriek "El Quejío" een column te schrijven. De onderwerpkeuze is vrij, maar moet uiteraard wel flamenco-gerelateerd zijn. Maar daarbinnen is de inhoud dus vrij.
Deze 36e column is geschreven door flamencogitarist Onno Kramer.
We konden al eerder columns van Onno's hand lezen toen hij het op zich nam een "ciclo de invierno" te schrijven: een drie columns in een winterreeks eind 2014 / begin 2015.
Een korte biografie van Onno Kramer:
Onno Kramer is begonnen flamencogitaar te spelen tijdens zijn studie chemische technologie in Enschede. Hij zocht hier contact met Spaanse mensen op de Sociedad Español waar hij flamencozanger en zijn beste vriend Juan Peñas Pérez leerde kennen. Na tien jaar intensief flamencodanslessen begeleid te hebben in het oosten van het land verhuisde Onno terug naar Amsterdam waar hij samenwerkte met vele andere Nederlandse dansdocenten, flamencodansers en zangers. Zo ontstond een intensieve samenwerking met docent, danseres en choreograaf Karin Dieters, waarmee hij acht keer het flamencospektakel Salud al Verano organiseerde.
Met lessen van flamencolegendes als Miguel Ángel Cortéz en Moraito Chico verbeterde hij zijn gitaartechniek en in de loop van de tijd ontwikkelde hij zich bovendien steeds meer tot componist en arrangeur. Zijn composities zijn onder meer te horen op de in 2008 uitgebrachte CD “Cinco años de amistad”. In dat jaar won Onno met Amistad Grupo Flamenco de publieksprijs tijdens het Flamenco Festival met flamencodanseres Eva Yerbabuena. Onno was in 2011 muzikaal leider van Fusión Flamenca. In 2012 is een muzikale samenwerking ontstaan met Bart van Uden en componeren zij samen muzikale stukken voor twee gitaren. Onno werkt aan een nieuwe flamenco cd met geheel eigen werk. Sinds 2002 begeleidt Onno het flamenco koor Grupo Calle Real dat zich vooral richt op de fandangos. Op het gebied van dansbegeleiding is Onno een uitdaging aangegaan met het jonge danstalent Conchita Boon uit Amsterdam samen met Inmaculada de la Huerta en Ellen van der Meulen. Samen maken zij in de groep “A dónde vas” nieuwe choreografieën en muziek. Naast flamenco schrijft Onno Nederlandse teksten en maakt hij muziek voor kleinkunst theaterliedjes. Kenmerkend voor Onno is zijn passie voor zang begeleiding en het creëren van nieuwe muziek samen met elkaar.
In de jarig zestig was het gebruikelijk dat er in veel huiskamers de Beatles of Roling Stones werd gedraaid. Bij ons thuis was dat anders. Ik ben opgegroeid met requiems, pianomuziek, stabat-mater en klassieke muziek. Van jongs af aan werd ik geconditioneerd om naar harmonieën te luisteren. Pas in de jaren tachtig kwam ik in aanraking met flamencomuziek en zoals het bij velen in Nederland is gegaan, vond ik de flamencozang minder interessant. Mijn liefde voor flamenco groeide en groeide en de zang staat eerlijk gezegd bovenaan het lijstje. Ook al zou je dat van een gitarist misschien niet verwachten. Ik betrap mij er nog steeds op dat ik flamenco soms blijf beoordelen op de harmonie. Terwijl het helemaal niet hoeft te betekenen dat een muziekstuk slechter is als er minder duidelijk harmonie aanwezig is.
Sinds 2002 speel ik mee in het Spaans-Nederlandse koor Calle-Real onder leiding van Frans Nottrot. De groep richt zich met name op de Fandangos uit Alosno en de Sevillanas maar heeft ook flamenco in haar repertoire.
Bij de introductie in de groep moest ik nogal wennen aan de andere stijl van spelen dan dat ik gewend was. Frans heeft een tamelijk traditionele manier van gitaarspelen waarbij de rasgueados met vier vingers een prominente plaats inneemt. Ik was meer gericht op de harmonieën of eigenlijk eerder modern georiënteerd. Veel van mijn gitaarvoorbeelden waren destijds Chicuelo, Vicente Amigo en Gerardo Nuñez. Als startende gitarist probeerde ik de ingewikkelde falsetas na te spelen maar al snel kwam ik erachter dat ik beter kon beginnen bij de letter A: de basis van het traditionele gitaarspel. En ook hier ontdekte ik dat dit helemaal niet zo eenvoudig was.
Frans leerde mij vakkundig en geduldig de geheimen achter de Fandangos de Alosno en de Sevillanas. En nu bijna 14 jaar verder, in 2015 bestond Calle-Real 15 jaar, begin ik het een klein beetje door te krijgen hoe je een Fandango moet begeleiden, maar eerlijkheidshalve realiseer ik me terdege dat er nog vele aspecten zijn waarbij ik nog niet eens in de buurt van ben gekomen. Door mij toe te leggen op het begeleiden van het koor van Calle-Real kan ik mij als begeleider steeds beter ontwikkelen en blijf ik door met Frans te spelen verbonden met het traditionele gitaarspel.
Calle Real
Frans en ik waren in Spanje in 2005 en we speelden een Fandango met één van de lokale zangers. Ik vroeg waarom Frans geen tussendominant akkoord speelde omdat dit muzikaal gezien extra spanning geeft naar het volgende akkoord toe. Het exacte antwoord van Frans kan ik me niet meer herinneren maar wel heb ik onthouden dat hij zei dat flamenco niet persé mooi moet zijn.
Ik begreep hem toen niet precies maar ik denk dat hij wel een punt heeft. Flamenco behoort een beetje te schuren. Misschien net zoals in het leven niet alles gaat zoals we zouden willen. Later zei Frans dat in de traditionele en wat oudere flamenco je nog steeds een Alegrías bijvoorbeeld heel goed met drie akkoorden kan begeleiden. Hij vond dat mooier dan proberen de zanger in al zijn verbuigingen te volgen en te evenaren. Men vergeet dat de gitaar een West Europees instrument is, dat toegevoegd werd aan de meer Arabische flamencozang en -zangtechniek, waarbij gebruik wordt gemaakt van on-Europese verbuigingen en versieringen, en zelfs kwartnoten. Juist daarom is het spannend en lekker schurend als de gitarist niet in alle noten meegaat of kan meegaan. Door dat niet te doen wordt heel treffend geïllustreerd hoe de West Europese muziek (gitaar) en Arabische muziek (zang) bij elkaar kwamen.
Het valt mij steeds weer op dat vooral Spaanse mensen het enorm waarderen als je een herkenbare melodie speelt zonder te veel poespas. De essentie van de flamenco blijkbaar.
Frans Nottrot
Grootmeesters van nu zoals Diego del Morao, Antonio Rey en Dani de Morón zijn ook begonnen met het traditionele gitaarspel en ook al spelen zij tamelijk modern, je hoort duidelijk dat zij geworteld zijn in de traditie wat voor Nederlandse gitaristen veel lastiger is.
De Sevillana is een stijl waarop vaak wordt gedanst en die niet vreselijk complex van aard is maar ook hier geldt dat ik het niet vanzelfsprekend vind dat je een Sevillana zo uit de mouw schudt en dat ie goed klinkt. Ik vind het een uitdaging om steeds maar weer het interessant te maken voor de luisteraar. Dat valt best tegen als je kritisch bent. Door met Frans Nottrot te spelen ben ik hier veel bewuster van geworden en ben ik hem daar dankbaar voor. In deze hectische tijd waarin alles in beweging is en de veranderingen elkaar steeds sneller opvolgen is het bijzonder dat iemand een klein stukje flamenco heeft uitgekozen en zich daar op richt en juist de verdieping opzoekt; de mysteries en geheimen probeert te onderzoeken en te doorgronden. Maar daarnaast ook heel actief contact houdt met de bewoners van het plaatsje Alosno, ”La cuna del fandangos” oftewel ”de wieg van de fandangos”.